Hoge Raad, 12-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:626, 15/03441
Hoge Raad, 12-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:626, 15/03441
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 april 2016
- Datum publicatie
- 13 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:626
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:216, Gevolgd
- Zaaknummer
- 15/03441
Inhoudsindicatie
Bewijsklachten t.a.v. een veroordeling t.z.v. aanwezig hebben van hennep en hashish. HR: art. 80a RO. Overig: CAG over belang van verdachte bij klacht dat in de cassatieprocedure de redelijke termijn is overschreden.
Uitspraak
12 april 2016
Strafkamer
nr. S 15/03441
AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 februari 2014, nummer 20/003952-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2016.