Home

Hoge Raad, 26-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:346, 14/04451

Hoge Raad, 26-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:346, 14/04451

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 februari 2016
Datum publicatie
26 februari 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:346
Formele relaties
Zaaknummer
14/04451

Inhoudsindicatie

Internationaal privaatrecht. Internationale bevoegdheid bij vorderingen uit onrechtmatige daad en productaansprakelijkheid (art. 5, onder 3, EEX-Verordening). Uitleg van het begrip ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’; onderscheid tussen ‘Handlungsort’ en ‘Erfolgsort’. Miskenning van vaste rechtspraak HvJEU.

Uitspraak

26 februari 2016

Eerste Kamer

14/04451

LZ/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,gevestigd te Zoetermeer,

EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. K. Teuben,

t e g e n

1. de vennootschap naar Duits recht SAME DEUTZ-FAHR DEUTSCHLAND GMBH,gevestigd te Lauingen, Duitsland,

2. [verweerster 2],gevestigd te [vestigingsplaats], Duitsland,

VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. M.E. Bruning.

Eiseres zal hierna ook worden aangeduid als Reaal en verweersters als Same Deutz en [verweerster 2] en verweersters gezamenlijk als Same Deutz c.s.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 90093/HA ZA 11-663 van de rechtbank Assen van 27 juni 2012 en 8 augustus 2012;

b. de arresten in de zaken 200.113.738/01 en 200.112.913/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 juli 2013 en 27 mei 2014.

De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 27 mei 2014 heeft Reaal beroep in cassatie ingesteld. Same Deutz c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Reaal mede door mr. K.J.O. Jansen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot vernietiging van het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 27 mei 2014 en tot bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank Assen, thans rechtbank Noord-Nederland, van 27 juni 2012, en tot terugverwijzing naar die rechtbank.

De advocaat van Same Deutz c.s. heeft bij brief van 11 december 2015 op die conclusie gereageerd.

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

-

i) In januari 2007 heeft Westo Prefab Beton Systemen (hierna: Westo) een nieuwe tractor gekocht bij [verweerster 2].

-

ii) De tractor is geproduceerd door Same Deutz.

-

iii) Westo heeft bij Reaal een aansprakelijkheidsverzekering voor de tractor afgesloten.

-

iv) In november 2007 heeft [verweerster 2] de versnellingsbak van de tractor gerepareerd. Deze werkzaamheden vielen onder de door Same Deutz verstrekte fabrieksgarantie. Na de reparatie heeft Westo de tractor weer in gebruik genomen.

-

v) Op 5 december 2007 werd de tractor door een medewerker van Westo gebruikt voor het vervoer van materiaal van de Nederlandse vestiging van Westo naar de Duitse vestiging BBE. Deze vestigingen liggen ongeveer drie kilometer van elkaar vandaan. Onderweg diende, nog in Coevorden (Nederland), een spoorwegovergang te worden overgestoken. Tijdens het oversteken sloeg de motor van de tractor af, waardoor het achterste deel van de door de tractor getrokken dieplader met materiaal op het spoor bleef staan. De bestuurder kon de tractor niet meer aan de praat krijgen. Een passagierstrein die enige tijd later de spoorwegovergang naderde, kon niet op tijd remmen en is met de dieplader in botsing gekomen. Het voorste treinstel is ontspoord en het achterste treinstel gekanteld. Bij die aanrijding raakten de trein en de spoorwegbeveiliging beschadigd.

-

vi) NS en Prorail hebben hun vorderingen op de partijen die aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van de aanrijding, overgedragen aan Reaal, tegen betaling door Reaal van een bedrag gelijk aan de vorderingen van NS en ProRail.

-

vii) Reaal heeft [verweerster 2] en Same Deutz aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. [verweerster 2] en Same Deutz hebben deze aansprakelijkheid niet erkend.

3.2.1

Reaal heeft gevorderd dat [verweerster 2] en Same Deutz hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de schade. Reaal heeft aan haar vordering tegen [verweerster 2] art. 6:170 BW ten grondslag gelegd, en haar vordering tegen Same Deutz gegrond op art. 6:171 BW, subsidiair op productaansprakelijkheid.

Reaal heeft gesteld dat het schadebrengende feit (de aanrijding tussen de trein en de tractor) zich in Coevorden heeft voorgedaan, met als gevolg dat de Nederlandse rechter (destijds de rechtbank Assen, thans de rechtbank Noord-Nederland) internationale bevoegdheid toekomt krachtens art. 5, aanhef en onder 3, van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo).

3.2.2

Zowel [verweerster 2] als Same Deutz heeft een bevoegdheidsincident opgeworpen en aangevoerd dat niet de Nederlandse, maar de Duitse rechter bevoegd is om van de vorderingen van Reaal kennis te nemen.

3.2.3

De rechtbank heeft de incidentele vorderingen tot onbevoegdverklaring van Same Deutz c.s. afgewezen, en de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.

Bij afzonderlijk vonnis heeft de rechtbank bepaald dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld van haar vonnis waarbij de incidentele vorderingen tot onbevoegdverklaring zijn afgewezen.

3.2.4

Het hof heeft het vonnis waarbij de incidentele vorderingen tot onbevoegdverklaring zijn afgewezen, vernietigd en, opnieuw rechtdoende, bepaald dat de rechtbank Assen, thans de rechtbank Noord-Nederland, onbevoegd is van de vorderingen van Reaal kennis te nemen. Voor zover in cassatie van belang kan het oordeel van het hof worden samengevat als hierna in 3.2.5-3.2.6 weergegeven.

3.2.5

Reaal kan ervoor kiezen om op grond van de door haar met Westo gesloten verzekeringsovereenkomst de schade van Westo, bestaande in de vorderingen van NS en Prorail op Westo, uit te keren. Eventuele vorderingen tot schadevergoeding van Westo op derden gaan dan bij wege van subrogatie op Reaal over. Indien Reaal voor deze mogelijkheid kiest, treedt zij in de rechten van Westo jegens Same Deutz c.s., welke rechten voortvloeien uit de contractuele relatie tussen Westo en [verweerster 2]. Reaal kan ook ervoor kiezen om met NS en Prorail overeen te komen dat zij hun schade zal vergoeden, waar tegenover NS en Prorail hun vorderingen op Same Deutz c.s. aan Reaal overdragen. In dat geval treedt Reaal in de rechten van NS en Prorail jegens Same Deutz c.s., die geen contractueel, maar een delictueel karakter hebben. (rov. 2.5)

Reaal heeft de door haar tegen Same Deutz c.s. ingestelde vorderingen gebaseerd op de rechten die zij heeft verkregen uit de cessie-overeenkomsten met NS en Prorail. Zij heeft derhalve geopteerd voor de tweede hiervoor onderscheiden route van schadeverhaal, die van de vordering van NS en Prorail uit onrechtmatige daad. (rov. 2.6)

Het hof volgt Same Deutz c.s. niet in hun betoog dat Reaal onder de vlag van de onrechtmatige daad een vordering met de lading van een contract instelt (rov. 2.7). De vorderingen van Reaal hebben niet alleen formeel, maar ook materieel het karakter van een vordering uit onrechtmatige daad (rov. 2.8).

3.2.6

In HvJEU 16 juli 2009, zaak C-189/08, ECLI:EU:C:2009:475, NJ 2011/349 (Zuid-Chemie/Philippo’s) is uitgesproken dat het begrip ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ als bedoeld in art. 5, aanhef en onder 3, EEX-Vo in een situatie van productaansprakelijkheid duidt op ‘de plaats waar de initiële schade is ingetreden bij het normale gebruik van het product voor het doel waarvoor het bestemd is’ (rov. 2.11).

Evenwel volgt uit het arrest HvJEU 16 januari 2014, zaak C-45/13, ECLI:EU:C:2014:7, NJ 2014/365 (Kainz/Pantherwerke) dat in geval van aansprakelijkheid voor een gebrekkig product de plaats waar het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan, de plaats is waar zich het feit heeft voorgedaan dat het product zelf heeft beschadigd, en dat dit feit in beginsel plaatsvindt daar waar het betrokken product is vervaardigd (rov. 2.12).

Uit het arrest in de zaak Kainz/Pantherwerke volgt in elk geval dat, voor zover de vordering van Reaal is gebaseerd op productaansprakelijkheid, de Nederlandse rechter niet bevoegd is van de vordering kennis te nemen, nu de tractor door Same Deutz in Duitsland is vervaardigd. Dit is niet anders voor zover de vordering is gebaseerd op de aansprakelijkheid van [verweerster 2] en Same Deutz (op grond van art. 6:170 BW respectievelijk art. 6:171 BW) voor de door een monteur van [verweerster 2] bij [verweerster 2] in Duitsland verrichte gebrekkige reparatie. (rov. 2.13)

De slotsom is dat de rechter van de vestiging van Same Deutz bij uitsluiting bevoegd is van de vorderingen van Reaal kennis te nemen (rov. 2.14).

4 Beoordeling van het middel in het principale beroep

5 Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

6 Afdoening

7 Beslissing