Home

Hoge Raad, 13-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3304, 14/02275

Hoge Raad, 13-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3304, 14/02275

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 november 2015
Datum publicatie
13 november 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3304
Formele relaties
Zaaknummer
14/02275

Inhoudsindicatie

Procesrecht; kwekersrecht. Vordering tot exhibitie, art. 843a en 1019a Rv. Vereiste mate van aannemelijkheid rechtsbetrekking. Art. 57 jo. art. 1 onder g, Zaaizaad- en plantgoedwet 2005: betekenis ‘te koop aanbieden’. Proceskostenvergoeding, art. 1019h Rv: komt ‘success fee’ voor vergoeding in aanmerking?

Uitspraak

13 november 2015

Eerste Kamer

14/02275

EV/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

De internationale vereniging naar Belgisch recht ANTI-INFRINGEMENT BUREAU FOR INTELLECTUAL PROPERTY-RIGHTS ON PLANT MATERIAL,gevestigd te Brussel, België,

EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. A.M. van Aerde,

t e g e n

NOVISEM B.V.,gevestigd te Baarlo, gemeente Peel en Maas,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. J.P. Heering.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als AIB en Novisem.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak C/04/122013/KG ZA 13-63 van de voorzieningenrechter Roermond van 25 april 2013;

b. het arrest in de zaak HD 200.129.775/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 februari 2014.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft AIB beroep in cassatie ingesteld. Novisem heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor AIB mede door mr. S.W. van Kasbergen. De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot vernietiging en verwijzing in het principale beroep en tot verwerping van het (voorwaardelijk) incidentele cassatieberoep.

De advocaat van Novisem heeft bij brief van 28 augustus 2015 op die conclusie gereageerd.

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

-

i) AIB is een vereniging die de belangen van zaad- en plantveredelaars behartigt, en is door Bejo Zaden B.V. te Warmenhuizen (hierna: Bejo) en Nunhems B.V. te Haelen (hierna: Nunhems) gevolmachtigd om namens hen op te treden jegens Novisem.

-

ii) Bejo was rechthebbende op de kwekersrechten:

- Rvp-nummer [0001] , NRR-nummer [0002] , rasbenaming “Diamant”, gewasnaam knolselderij, verleend op 28 maart 1988;

- Rvp-nummer [0003] , NRR-nummer [0004] , rasbenaming “Brilliant”, gewasnaam knolselderij, verleend op 28 maart 1988.

Beide kwekersrechten zijn geëxpireerd op 28 maart 2013.

(iii) Nunhem is rechthebbende op het kwekersrecht:

- Rvp-nummer [0005] , NRR-nummer [0006] , rasbenaming “Prinz”, gewasnaam knolselderij, verleend op 9 november 1995.

(iv) Novisem is een zaadveredelingsbedrijf dat zich bezig houdt met ontwikkeling, productie en verkoop van zaden van knolselderij, witlof, tuin- en stokbonen.

( v) Op verzoek van AIB zijn in maart 2013 in conservatoir bewijsbeslag genomen (voor zover nog van belang) digitale bestanden op het computersysteem van Novisem en documenten uit haar administratie. Deze bestanden en documenten zijn op USB-sticks en een diskette geplaatst. Deze gegevens (hierna: bescheiden) bevinden zich bij de gerechtelijk bewaarder.

3.2.1

In dit kort geding vordert AIB, voor zover in cassatie van belang, inzage in en afschrift van de in beslag genomen bescheiden. Aan die vordering heeft AIB onder meer ten grondslag gelegd dat Novisem vanuit Nederland onder de kwekersrechten vallend plantmateriaal (al dan niet op termijn) te koop aanbiedt.

3.2.2

De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen op de grond dat niet is gebleken van een redelijk vermoeden van de gestelde inbreuk.

3.2.3

Het hof heeft de afwijzing bekrachtigd. Het heeft daartoe onder meer overwogen:

“4.7.4 Tussen partijen is niet in geschil dat als er een redelijk vermoeden van een (dreigende) inbreuk bestaat, AIB recht heeft op inzage in de op die inbreuk betrekking hebbende bescheiden. (…) De door de voorzieningenrechter aangelegde maatstaf verschilt niet van die aangelegd door het hof Den Haag [29 oktober 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3941]. Aan het slot van rov. 16 overweegt het hof immers dat van de eiser kan worden verlangd zodanige concrete feiten en omstandigheden aan te voeren dat daaruit ‘een redelijk vermoeden van (dreigende) inbreuk kan volgen’. Dat hof komt daarmee tot dezelfde conclusie als de voorzieningenrechter. (…). Daarbij komt dat dit hof geen wezenlijk inhoudelijk verschil ziet tussen de maatstaf ‘het voldoende aannemelijk maken van een (dreigende) inbreuk’ of ‘het blijken van een redelijk vermoeden van een (dreigende) inbreuk’. (…) Wat daarvan ook zij, het hof is van oordeel dat het in gevallen als de onderhavige, waarin de gestelde rechtsbetrekking/het rechtmatig belang ligt in het voorkomen/stoppen van een (dreigende) inbreuk op een recht van intellectuele eigendom, in de rede ligt aansluiting te zoeken bij de maatstaf die ingevolge artikel 1019b lid 1 Rv geldt voor het leggen van het bewijsbeslag, te weten het voldoende aannemelijk maken van een (dreigende) inbreuk (vgl., in het kader van het bewijsbeslag, HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9958, rov. 3.7.1).”

(…)

4.8.4.

AIB beroept zich (…) op het aanbieden van een prijslijst (…), met daarop onder meer de zaden Diamant, Brilliant en Prinz aan [betrokkene 1] van Grow Group (…). Overgelegd is een verklaring van [betrokkene 1] (…) waarin hij verklaart dat hem nooit aanbiedingen zijn gedaan voor de rassen Diamant, Brilliant en Prinz voor de Nederlandse markt. Overgelegd is een mail van [betrokkene 1] (…) waarin hij verklaart dat [betrokkene 2] van Novisem geen Brillant kon en wilde leveren, maar dat dit wel kon nadat het kwekersrecht in 2013 was vervallen. Hetzelfde gold voor Diamant. Voorts is een verklaring van hem, [betrokkene 1] , overgelegd (…) waarin onder meer staat:

Grow ontving van Novisem ongeveer augustus 2012, (…) een prijslijst met daarop enkele knolselderij rassen, waaronder Briljant en Diamant. Mondeling was daarbij aangegeven dat deze rassen nog niet voor Nederland beschikbaar waren.

Op 21 december daarna had ik een gesprek met [betrokkene 2] , waarin hij ook mij aangaf de beschermde rassen, waaronder Briljant en Diamant in Nederland nog niet te kunnen aanbieden. Dat zou pas in de loop van het volgende jaar kunnen.

(…)

Formeel is mijn eerdere verklaring dus juist, er is niet direct aangeboden, maar wel gepoogd interesse op termijn te wekken. Daarnaast is uiteraard ook gewezen op mogelijkheden voor sommige rassen in het buitenland, waar bescherming niet (meer) geldt.

Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt deze gang van zaken de gevorderde (beperkte) exhibitie niet. Onvoldoende staat vast dat sprake is van een (dreigende) inbreuk bestaande uit een aanbieden in de zin van artikelen 57 jo 1 ZPW. Het hof is er vooralsnog niet - in een voor het treffen van de verlangde voorlopige voorziening voldoende mate - van overtuigd geraakt dat het toesturen van een prijslijst (vanuit Nederland) of het opwekken van interesse (in een gesprek in Nederland), mede gelet op de overige omstandigheden - zoals het feit dat Novisem in en vanuit het buitenland (geoorloofd) handelt en het feit dat Novisem heeft gewezen op het bestaan van het kwekersrecht in Nederland - door de bodemrechter zal worden gekwalificeerd als een inbreuk als bedoeld in de ZPW. Er zullen naar het oordeel van het hof bijkomende omstandigheden moeten zijn (en bij betwisting moeten worden bewezen) die deze kwalificatie rechtvaardigen. Het enkele feit dat in gesprekken tussen Novisem en potentiële kopers de door het kwekersrecht beschermde rassen ter sprake komen, levert naar het oordeel van het hof nog geen inbreuk op. Hetzelfde geldt ten aanzien van de eerder geciteerde e-mail van 8 februari 2013. Bovendien staat hetgeen is gebeurd toereikend vast, exhibitie brengt daarin geen verandering. Voor een ingrijpende actie als exhibitie (…) is onder deze omstandigheden, waarin als al sprake is van een inbreuk, dit een heel zwakke inbreuk is, geen plaats.

(…)

AIB beroept zich mede op een verklaring van [betrokkene 3] (…) waarin onder meer staat:

Wij hebben tijdens ons gesprek kort de mogelijkheid besproken dat Novisem eventueel de rassen Diamant en Brilliant zou kunnen leveren. Na het gesprek heeft [betrokkene 2] laten weten dat Novisem deze rassen om juridische redenen niet voor de Nederlandse markt kon leveren. (…) Uiteindelijk zijn de rassen Briljant, Diamant en Prinz niet aangeboden. Wij hebben nooit een bestelling gedaan bij Novisem voor de rassen Diamant, Briljant en Prinz. (…)

Ook voor dit contact geldt hetzelfde als werd overwogen ten aanzien van het contact met de Grow Group (…). In het bijzonder neemt het hof in aanmerking dat zelfs als sprake zou zijn van een inbreukmakend aanbieden, dit aanbod door Novisem zelf is ingetrokken. Aan een eventuele inbreuk kan aldus geen grote betekenis worden toegekend.”

4 Beoordeling van het middel in het principale beroep

5 Beoordeling van het middel in het voorwaardelijk incidentele beroep

6 Proceskosten

4 Beslissing