Home

Hoge Raad, 04-06-2013, CA1782, 12/05222 H

Hoge Raad, 04-06-2013, CA1782, 12/05222 H

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 juni 2013
Datum publicatie
4 juni 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:CA1782
Formele relaties
Zaaknummer
12/05222 H

Inhoudsindicatie

Herziening in de zaak Vidgen. Gelet op EHRM LJN BX3071 (Vidgen tegen Nederland) en de op een Staat rustende verplichting tot het bieden van rechtsherstel indien het EHRM een schending van een verdragsregel heeft vastgesteld, verklaart de HR de aanvrage tot herziening gegrond.

Uitspraak

4 juni 2013

Strafkamer

nr. S 12/05222 H

DAZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 13 december 2004, nummer 21/004428-03, ingediend door mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, namens:

[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.

1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Utrecht van 5 september 2003 - voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de aanvrager ter zake van "het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en negen maanden. De Hoge Raad heeft bij arrest van 6 juni 2006, LJN AV1633, NJ 2006/332, de duur van de opgelegde gevangenisstraf verminderd in die zin dat deze vier jaren en drie maanden beloopt, met verwerping van het beroep voor het overige.

2. De aanvraag tot herziening

2.1. De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.2. De aanvraag is gebaseerd op een naar aanleiding van een klacht van de aanvrager gedane uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 10 juli 2012, no. 29353/06, waarin is vastgesteld dat art. 6, eerste en derde lid aanhef en onder d, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zijn geschonden in de procedure die tot de veroordeling heeft geleid.

3. De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op de voet van art. 471 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.

4. Beoordeling van de aanvraag

Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie vermelde gronden is de aanvraag gegrond, zodat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;

vernietigt de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd;

beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof;

verwijst de zaak op de voet van art. 472, eerste lid, in verbinding met art. 471 Sv naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2013.

Mr. Ilsink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.