Hoge Raad, 17-09-2013, ECLI:NL:HR:2013:710, 11/04324
Hoge Raad, 17-09-2013, ECLI:NL:HR:2013:710, 11/04324
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 september 2013
- Datum publicatie
- 17 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2013:710
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:802, Gevolgd
- Zaaknummer
- 11/04324
Inhoudsindicatie
Last tot tenuitvoerlegging. Art. 14c.1 (oud) Sr. Mede gelet op de bewoordingen van art. 14c.1 (oud) Sr en de ratio van de algemene voorwaarde, moet worden aangenomen dat de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf niet kan worden gelast ter zake van een s.f. waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt vóór de uitspraak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd. In aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde feit is begaan op 12 september 2007 en dat het vonnis waarbij de voorwaardelijke straffen waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd, zijn opgelegd, dateert van een latere datum (16 april 2008) had het Hof dus niet de tenuitvoerlegging van die straffen mogen gelasten. HR doet de zaak om doelmatigheidsredenen zelf af.
Uitspraak
17 september 2013
Strafkamer
nr. 11/04324
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 september 2011, nummer 24/001700-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 april 2008 voorwaardelijk opgelegde geldboetes, tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van die geldboetes, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het vierde middel
Het middel richt zich tegen 's Hofs last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 april 2008 opgelegde voorwaardelijke geldboetes.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld ter zake van een op 12 september 2007 begaan strafbaar feit.
Het in de onderhavige zaak toegepaste art. 14c, eerste lid, (oud) Sr luidt, als volgt:
"Toepassing van artikel 14a geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit."
Mede gelet op de bewoordingen van art. 14c, eerste lid, (oud) Sr en de ratio van de algemene voorwaarde, moet worden aangenomen dat de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf niet kan worden gelast ter zake van een strafbaar feit waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt vóór de uitspraak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd. In aanmerking genomen dat het bewezenverklaarde feit is begaan op 12 september 2007 en dat het vonnis waarbij de voorwaardelijke straffen waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd, zijn opgelegd, dateert van een latere datum, te weten 16 april 2008, had het Hof dus niet de tenuitvoerlegging van die straffen mogen gelasten.
Het middel is gegrond. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen zelf de zaak afdoen.
4 Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.