Home

Hoge Raad, 28-09-2012, BX8552, 11/05099

Hoge Raad, 28-09-2012, BX8552, 11/05099

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 september 2012
Datum publicatie
28 september 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX8552
Zaaknummer
11/05099

Inhoudsindicatie

Art. 16, lid 4, AWR; art. 49 en 56 EG (thans art. 56 en 63 VWEU). Voortzetting zaak BNB 2008/160, 2009/222 en 2010/200 (Passenheim-van Schoot). Twaalfjaarstermijn voor navordering ter zake van verzwegen spaartegoeden in Duitsland. Inspecteur heeft meer tijd laten verlopen dan noodzakelijk was voor het inwinnen van inlichtingen uit Duitsland. Cassatieberoep Staatssecretaris verworpen met toepassing van art. 81 RO.

Uitspraak

28 september 2012

Nr. 11/05099

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 oktober 2011, nrs. 11/00287 tot en met 11/00294, betreffende aan E.H.A. Passenheim-

van Schoot te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de vermogensbelasting alsmede de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende zijn over de jaren 1993 tot en met 1996 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en over de jaren 1994 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd, alsmede daarmee samenhangende beschikkingen inzake heffingsrente gegeven, tegen welke navorderingsaanslagen en beschikkingen bezwaar is gemaakt.

De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 05/4835 en 05/4839 tot en met 05/4845) heeft het door belanghebbende tegen deze navorderingsaanslagen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

2. Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2010, nr. 43670bis, LJN BJ9120, BNB 2010/200, vernietigd, met verwijzing van het geding naar de Rechtbank te Breda ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

De Rechtbank te Breda (nrs. AWB 10/2569 tot en met 10/2576) heeft het beroep gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen alsmede de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente vernietigd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

3. Het tweede geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

4. Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 11/05098 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1748, derhalve € 874, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2012.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 454.