Home

Hoge Raad, 11-10-2011, BR2825, 09/04798

Hoge Raad, 11-10-2011, BR2825, 09/04798

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 oktober 2011
Datum publicatie
11 oktober 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BR2825
Formele relaties
Zaaknummer
09/04798

Inhoudsindicatie

Verzoek nader onderzoek ex. art. 330 Sv. De beslissing op een verzoek waarop de rechter ingevolge art. 330 Sv op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een gemotiveerde beslissing moet geven, dient te zijn vervat in het verkorte vonnis of arrest, voor zover op het verzoek niet reeds ter terechtzitting is beslist vgl. HR LJN AO3254. Nu noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch het verkorte arrest een zodanige beslissing inhoudt, slaagt de klacht.

Uitspraak

11 oktober 2011

Strafkamer

nr. 09/04798

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zitting houdende te Arnhem, van 30 oktober 2009, nummer 21/003426-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].

1Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zitting houdende te Arnhem, dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte niet in het verkorte arrest, maar in de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv heeft beslist op verscheidene verzoeken van de verdediging.

2.2. De aanvulling op het verkorte arrest houdt het volgende in:

"Nadere overweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van 16 oktober 2009 (subsidiair) verzocht:

- het dossier te completeren met:

° alle Colombiaanse en Duitse onderzoeksresultaten;

° alle onderzoeksresultaten uit ingewonnen inlichtingen bij de insolventiekamer en de belastingdienst;

° alle gegevens betreffende de aan het financiële onderzoek ten grondslag liggende informatieverstrekking inzake de insolventiekamer en de belastingdienst en overige diensten;

- als getuigen te horen:

° [getuige 1];

° de officier van justitie die bij de zaak betrokken was ten tijde van de verhoren van [getuige 1] in juni/juli 2007;

° de verbalisanten en de onderzoeksleider die [getuige 1] gehoord hebben en/of contact met hem hebben gehad;

° de Nederlandse officier van justitie over de niet verdere vervolging van [getuige 1] in Nederland;

° de Colombiaanse en Duitse officier van justitie die bij het onderzoek waren betrokken;

° [getuige 2 t/m 4].

De gemotiveerde, afwijzende beslissing van het hof op bovenstaande verzoeken van de raadsvrouw van 30 oktober 2009 is abusievelijk niet in het verkorte arrest opgenomen.

Het hof wijst de verzoeken af aangezien de getuigen [getuige 2 t/m 4] zijn verzocht in het kader van de waarheidsvinding met betrekking tot het aan verdachte tenlastegelegde witwasfeit dat door het hof afzonderlijk is behandeld onder parketnummer 21-000890-09, het hof in het tussenarrest van 29 april 2009 het verzoek van de raadsvrouw tot het horen van de genoemde getuigen heeft afgewezen en geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht en het hof in het tussenarrest van 29 april 2009 het verzoek tot het voegen in het dossier van de genoemde stukken heeft afgewezen nu het hof het voegen van deze stukken in het dossier niet noodzakelijk achtte en terwijl geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangebracht.

Voor zover de verzoeken van de raadsvrouw niet eerder zijn gedaan en het hof derhalve niet bij tussenarrest op deze verzoeken heeft beslist, worden deze verzoeken afgewezen nu het hof dit niet noodzakelijk acht en een onderbouwing van deze verzoeken ontbreekt."

2.3. De hiervoor onder 2.2 bedoelde verzoeken zijn verzoeken waaromtrent de rechter ingevolge art. 330 Sv op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een gemotiveerde beslissing moet geven. Een dergelijke beslissing dient te zijn vervat in het verkorte vonnis of arrest, voor zover op het verzoek niet reeds ter terechtzitting is beslist (vgl. HR 23 maart 2004, LJN AO3254). Nu noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch het verkorte arrest een zodanige beslissing inhoudt, slaagt de klacht.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 11 oktober 2011.