Home

Hoge Raad, 26-04-2011, BP8498, 09/03794

Hoge Raad, 26-04-2011, BP8498, 09/03794

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 april 2011
Datum publicatie
27 april 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BP8498
Formele relaties
Zaaknummer
09/03794

Inhoudsindicatie

Het Hof heeft in de gebezigde bewijsmiddelen een verklaring van de verdachte opgenomen die het evenwel blijkens de nadere bewijsoverweging ongeloofwaardig acht. Daarom is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Uitspraak

26 april 2011

Strafkamer

nr. 09/03794

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 augustus 2009, nummer 23/003512-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. A.J. van der Velden, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

1.2. Mr. B.P. de Boer heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring.

2.2.1. Het Hof heeft, met bevestiging van het vonnis van de Rechtbank, ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij:

"1. op 19 september 2006 te Nieuw-Vennep (gemeente Haarlemmermeer) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid, te weten (ongeveer) 251,82 kilogram hennep, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde hoeveelheid hennep, verpakt en verborgen in pakketten met laminaat, met bestemming naar het buitenland (te weten het Verenigd Koninkrijk) ten vervoer aangeboden aan transportbedrijf [A] (gevestigd te [vestigingsplaats]);

2. op 19 september 2006 te Nieuw-Vennep (gemeente Haarlemmermeer) opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid, te weten (ongeveer) 251,82 kilogram hennep."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2009, voor zover inhoudende:

"Ik zeg u dat ik op 19 september 2006 in de loods aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep was en daar pallets zag liggen met pakketten met laminaat. De pakketten met laminaat stonden tot aan het plafond opgestapeld.

Op verzoek van [betrokkene 1] heb ik op 19 september 2006 uit de loods aan de [a-straat 1] te Nieuw-Vennep 4 pallets met pakketten laminaat, een zending voor Engeland, voor de vervoerder naar buiten gereden en in een vrachtwagen geladen.

Ik zeg u dat een vriend van [betrokkene 2], [betrokkene 3], met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in mijn winkel is geweest. Ik zeg u dat [betrokkene 1] samen was met [betrokkene 2] en [betrokkene 3]."

2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:

"Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met dien verstande dat het hof aan de door de rechtbank gebezigde bewijsoverweging nog het volgende toevoegt.

De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat, toen hij in de loods kwam om de zending voor Engeland voor de vervoerder naar buiten te rijden, de pakketten laminaat tot aan het plafond stonden gestapeld. In het dossier bevinden zich foto's van het inwendige van de loods. Deze geven, zo neemt het hof aan nu het tegendeel niet blijkt, de situatie weer zoals deze bij de inval in de loods is aangetroffen. Dat is ook de situatie waarin de verdachte de loods na het naar buiten rijden van de aan de vervoerder meegegeven pallets met laminaat heeft achtergelaten. Op deze foto's is een geheel andere situatie te zien dan de verdachte heeft beschreven, waarbij het meest in het oog springt dat het overduidelijk zichtbaar is dat een pallet met laminaat reeds zodanig is geprepareerd dat de pakken laminaat (al dan niet afgekort afgezaagd) zodanig waren gestapeld dat een ruimte was ontstaan om een grote lading, zoals pakketten hennep, te verbergen en te vervoeren.

Op verzoek van de verdachte is voorts ter zitting in hoger beroep de getuige [betrokkene 2] gehoord. De verdachte wenste deze getuige te horen opdat deze zou bevestigen dat de verdachte de door hem genoemde [betrokkene 1] - die, aldus de stelling van de verdachte, de opdrachtgever van de verdachte zou zijn geweest - via deze getuige heeft leren kennen. [Betrokkene 2] zou, aldus eerdere verklaringen van de verdachte ten overstaan van de bevoegde opsporingsambtenaren, met [betrokkene 1] naar de winkel van de verdachte zijn gekomen en aldus beiden met elkaar in contact hebben gebracht.

De getuige [betrokkene 2] heeft ter zitting: in hoger beroep verklaard [betrokkene 1] te kennen, een of twee keer in verband met de onderhuur van een andere loods te hebben gesproken, en ook te weten dat deze persoon zich op enig moment in die andere loods met het kweken van hennep heeft beziggehouden. Voor het overige heeft een voormalige werknemer van [betrokkene 2] de onderhuur afgewikkeld en verbleef [betrokkene 2] zelf van 2003 tot 2007 permanent in Spanje.

[Betrokkene 2] heeft voorts met stelligheid en naar het oordeel van het hof op niet ongeloofwaardige wijze verklaard [betrokkene 1] niet naar de winkel van de verdachte te hebben meegenomen en niet het contact tussen verdachte en [betrokkene 1] te hebben gelegd. Op dit punt worden dus de verklaringen van de verdachte niet ondersteund, maar zelfs weersproken. De verdachte heeft ter terechtzitting, nadat de getuige [betrokkene 2] was gehoord, diens verklaring als zodanig niet weersproken maar vervolgens nog weer anders verklaard, namelijk dat dan een vriend van [betrokkene 2], ene [betrokkene 3], met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in de winkel van de verdachte zou zijn geweest. Ook deze verklaring van de verdachte acht het hof, gelet op de verklaring van de getuige, ongeloofwaardig.

Gelet op het vorenstaande doet de verklaring van de getuige [betrokkene 2] volgens het hof dan ook niet af aan maar versterkt de conclusie van de rechtbank dat verdachte ervan op de hoogte was dat de pallets met de pakketten laminaat, afkomstig uit de door de verdachte gehuurde loods, waarvoor de verdachte het transport heeft geregeld en die de verdachte aan de vervoerder heeft meegegeven, hennep bevatten. Hetgeen op de in het dossier aanwezige foto's is te zien, bevestigt het oordeel van het hof de wetenschap van de verdachte.

Op grond van deze bewijsmiddelen en die welke in het vonnis van de rechtbank zijn vermeld, acht het hof het opzet van de verdachte bewezen."

2.3. Het Hof heeft in de gebezigde bewijsmiddelen een verklaring van de verdachte opgenomen die het evenwel blijkens de nadere bewijsoverweging ongeloofwaardig acht. Daarom is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

2.4. Het middel slaagt.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 april 2011.