Hoge Raad, 08-10-2010, BN1415, 09/04634
Hoge Raad, 08-10-2010, BN1415, 09/04634
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2010
- Datum publicatie
- 8 oktober 2010
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BN1415
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN1415
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1918, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 09/04634
- Relevante informatie
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 08-03-2025 tot 01-01-2026] art. 824, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 08-03-2025 tot 01-01-2026] art. 401a, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 08-03-2025 tot 01-01-2026] art. 426
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Hoger beroep tegen een beschikking waarin niet reeds door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde aan het geding is gemaakt - dus tegen een tussenbeschikking - niet-ontvankelijk (op grond van art. 401 lid 2 Rv. in verbinding met art. 416 lid 4 Rv.).
Uitspraak
8 oktober 2010
Eerste Kamer
09/04634
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 412276/FA RK 08-8777 van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.037.988/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 17 augustus 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar cassatieberoep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 16 juli 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu het hof in zijn beschikking niet reeds door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde aan het geding heeft gemaakt, is die beschikking een tussenbeschikking. Volgens het hier toepasselijke art. 401a lid 2 Rv. in verbinding met art. 426 lid 4 Rv. kan beroep in cassatie van deze beschikking slechts tegelijk met het beroep tegen de eindbeschikking worden ingesteld, nu het hof niet anders heeft bepaald en de overige in art. 401a vermelde uitzonderingen evenmin van toepassing zijn. Dit leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 oktober 2010.