Home

Hoge Raad, 16-11-2010, BN0007, 09/01350

Hoge Raad, 16-11-2010, BN0007, 09/01350

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 november 2010
Datum publicatie
16 november 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BN0007
Formele relaties
Zaaknummer
09/01350

Inhoudsindicatie

Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van feit 1. Klacht in cassatie houdt in dat het Hof t.a.v. feit 1 de dgv. nietig, danwel het OM n-o had moeten verklaren. Nu uit het middel noch uit de overige stukken waarvan de HR kennisneemt blijkt dat verdachte een rechtens te respecteren belang heeft bij het instellen van beroep in cassatie tegen die vrijspraak brengt dit mee dat hij in zoverre niet kan worden ontvangen in zijn cassatieberoep.

Uitspraak

16 november 2010

Strafkamer

Nr. 09/01350

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 maart 2009, nummer 23/005867-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1. Het eerste middel behelst de klacht dat het Hof heeft nagelaten de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde feit nietig te verklaren, dan wel heeft nagelaten het Openbaar Ministerie (gedeeltelijk)

niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging ter zake van feit 1.

2.2. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit. Noch uit het middel noch uit de overige stukken waarvan de Hoge Raad kennisneemt, blijkt dat de verdachte een rechtens te respecteren belang heeft bij het instellen van beroep in cassatie tegen die vrijspraak. Dat brengt mee dat hij in zoverre niet kan worden ontvangen in zijn cassatieberoep, zodat het middel onbesproken moet blijven.

3. Beoordeling van het tweede en het derde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep voor zover dat is gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 16 november 2010.