Home

Hoge Raad, 26-03-2010, BL8875, 09/01089

Hoge Raad, 26-03-2010, BL8875, 09/01089

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 maart 2010
Datum publicatie
26 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BL8875
Formele relaties
Zaaknummer
09/01089

Inhoudsindicatie

Art. 6:4, lid 1, Awb en 7:15, lid 2, Awb. Proceskostenvergoeding voor bezwaar. Schriftelijk kenbaar maken van bezwaar is redelijk.

Uitspraak

Nr. 09/01089

26 maart 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 januari 2009, nrs. BK-07/00274 en BK-07/00275, betreffende verzoeken om een veroordeling in de proceskosten.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is ter zake van de verzending van een aanmaning tot betaling van een bedrag op een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003 door de Ontvanger een bedrag aan kosten in rekening gebracht. Tevens heeft de Ontvanger bij beschikking een bedrag aan invorderingsrente met betrekking tot die voorlopige aanslag vastgesteld. Belanghebbende heeft tegen de berekening van kosten voor de aanmaning en tegen de beschikking inzake invorderingsrente bezwaar gemaakt. De Ontvanger heeft bij uitspraken de aanmaningskosten en de invorderingsrente teruggebracht tot nihil en de verzoeken van belanghebbende om vergoeding van kosten in verband met de behandeling van de bezwaren afgewezen.

De Rechtbank te 's-Gravenhage (nrs. AWB 06/2578 IW en AWB 06/2579 IW) heeft het tegen die laatste beslissingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbendes gemachtigde (hierna: de gemachtigde) heeft op 2 november 2005 een bezwaarschrift ingediend tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten van € 6. Op 10 november 2005 heeft de Ontvanger telefonisch aan de gemachtigde medegedeeld de aanmaningskosten en de invorderingsrente van € 5 buiten invordering te zullen stellen. Bij beschikking met dagtekening 11 november 2005 is vervolgens niettemin invorderingsrente in rekening gebracht. Ook hiertegen heeft de gemachtigde een bezwaarschrift ingediend. Beide bezwaarschriften zijn door de Ontvanger gegrond verklaard.

3.2. Voor het Hof was in geschil of de Ontvanger belanghebbendes verzoeken om vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase terecht heeft afgewezen.

3.3. Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Het Hof heeft daartoe onder meer geoordeeld dat het in de rede had gelegen dat de gemachtigde telefonisch contact had opgenomen met de Ontvanger om te informeren of hij zijn toezegging van 10 november 2005 om de aanmaningskosten en de invorderingsrente buiten invordering te stellen, gestand zou doen. Nu de gemachtigde dit heeft nagelaten, is het inroepen van de rechtsbijstand in de bezwaarfase door belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet in redelijkheid geschied. Tegen deze oordelen richten zich de klachten.

3.4.1. Op grond van artikel 6:4, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht kan het maken van bezwaar slechts langs schriftelijke weg geschieden. Deze eis draagt ertoe bij bewijsrechtelijke discussies te vermijden. Indien een belanghebbende die het niet eens is met een besluit daartegen schriftelijk opkomt, kan niet worden gezegd dat de keuze om de bezwaren in deze vorm mee te delen onredelijk is.

3.4.2. Met zijn in 3.3 weergegeven oordelen heeft het Hof het in 3.4.1 overwogene miskend. Voor zover de klachten zich daartegen richten slagen zij; voor het overige behoeven zij geen behandeling.

3.5. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwde behandeling van het hoger beroep.

4. Proceskosten

De Minister van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 107, en

veroordeelt de Minister van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 322 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2010.