Home

Hoge Raad, 06-04-2010, BL4178, 09/02144

Hoge Raad, 06-04-2010, BL4178, 09/02144

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 april 2010
Datum publicatie
7 april 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BL4178
Formele relaties
Zaaknummer
09/02144

Inhoudsindicatie

Afwijzing getuigenverzoek. Gelet op de procesgang heeft het Hof de juiste maatstaf (noodzaak) toegepast. Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat uit de door verbalisanten opgemaakte p-v’s niet duidelijk blijkt wie de bestuurder van de auto is geweest (verdachte is veroordeeld wegens rijden onder invloed en zonder geldig rijbewijs). Gelet daarop en in het licht van de door deze verbalisanten opgemaakte en door het Hof tot het bewijs gebezigde p-v’s, is ’s hofs oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen omdat het dat “niet noodzakelijk acht” zonder nadere motivering – die ontbreekt – niet begrijpelijk.

Uitspraak

6 april 2010

Strafkamer

nr. 09/02144

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 6 mei 2009, nummer 21/002107-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Vught, locatie Nieuw Vosseveld" te Vught.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Gijsen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"1. hij op 6 april 2006 te Veenendaal, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 330 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

2. hij op 6 april 2006 te Veenendaal, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, te weten het Jan Roeckplantsoen aldaar, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."

2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, [verbalisant 2], hoofdagent van politie, en [verbalisant 3], agent van politie, voor zover inhoudende, als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:

"Op 6 april 2006 reed ik, verbalisant [verbalisant 2], samen met mijn collega [verbalisant 3], in een opvallend politievoertuig. Achter ons zag ik een rijdend voertuig ons passeren. Hierop zijn we achter dit voertuig aangereden. Ik zag dat de bestuurder van dit voertuig, een Ford Escort, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], zijn snelheid onmiddellijk verhoogde. De bestuurder van dit voertuig nam enorme risico's en kon het voertuig met moeite onder controle houden. Ter hoogte van de Gilbert van Schonebeekstraat sloeg de bestuurder linksaf het Jan Roeckplantsoen in. Daar ging de bestuurder een grasveld op en reed een speelplaats voor kinderen over, via deze speelplaats omhoog over een grasgedeelte en toen de berm in. Daar reed de bestuurder van de Ford de auto total loss op een paal en kon door de opgelopen schade niet verder. Ik zag dat er twee mannen uit het voertuig kwamen en hard wegrenden over het Jan Roeckplantsoen. Ik heb de achtervolging lopend ingezet op de bestuurder van de Ford. De bestuurder, nader te noemen verdachte, werd aangehouden. De door mij aangehouden verdachte is genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats]."

b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, [verbalisant 2], hoofdagent van politie, en [verbalisant 3], agent van politie, voor zover inhoudende, als relaas van verbalisanten dan wel een of meer van hen:

"Op 6 april 2006 zagen wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dat de bestuurder van een voertuig, zijnde een personenauto merk Ford Escort voorzien van het kenteken [AA-00-BB], hiermede reed over verschillende voor het openbaar verkeer openstaande wegen, gelegen in de gemeente Veenendaal. Om 02.15 uur gaf het eerste directe contact aanleiding tot de volgende opmerking(en) met betrekking tot het alcoholgebruik van de bestuurder. Wij roken dat de adem van de verdachte riekte naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank.

Dit leidde tot de verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Ik, verbalisant [verbalisant 1], daartoe aangewezen opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 7 van het Besluit Alcoholonderzoeken, heb de verdachte bevolen medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2 onder a van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft zich aan dit onderzoek onderworpen.

Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, waaruit blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte hoger was dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, namelijk 330 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.

De verdachte bleek niet in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs."

c. een ademanalyseformulier, voor zover inhoudende:

"Verdachte:

Naam: [verdachte]

Voornaam: [voornaam verdachte]

Geboortedatum: [geboortedatum].77

Geboorteplaats: [geboorteplaats]

Ademonderzoekresultaat: 330 mg/1

Bedienaar verklaart de ademonderzoekprocedure conform de voorschriften te hebben uitgevoerd."

2.3. Het Hof heeft voorts nog overwogen:

"Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen."

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek om [verbalisant 2] en [verbalisant 3] als getuigen te horen.

3.2. Wat betreft de procesgang kan, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in cassatie van het volgende worden uitgegaan:

(i) de verdachte heeft tegen het bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 10 mei 2007 op 16 mei 2007 hoger beroep ingesteld;

(ii) bij schrijven van 21 januari 2008 heeft de raadsman van de verdachte de Advocaat-Generaal bij het Hof verzocht [verbalisant 2] en [verbalisant 3] als getuigen op te roepen ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2008, welke brief in afschrift naar het Hof is verzonden;

(iii) de Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij brief van 23 januari 2008 de oproeping van genoemde getuigen geweigerd;

(iv) bij schrijven van 14 februari 2008 aan de Advocaat-Generaal bij het Hof heeft de raadsman gepersisteerd bij zijn verzoek genoemde getuigen in hoger beroep op te roepen.

3.3. Het proces-verbaal van de terechtziting in hoger beroep van 6 maart 2008 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

"De raadsman deelt mede - zakelijk weergegeven - als volgt:

Ik persisteer in mijn schriftelijke verzoeken (...) tot het horen van de twee verbalisanten, [verbalisant 2] en [verbalisant 3], en [getuige 1]. Als je het proces-verbaal goed leest, is niet geheel duidelijk wie de auto bestuurd heeft. Dit kan zowel verdachte als [getuige 1] zijn geweest. Het was donker, er zaten twee mannen in de auto, welke zijn gevlucht. Mijn cliënt is aangehouden, [getuige 1] niet. Vergissen is menselijk. Het incident vond plaats in duisternis. De afstand tussen de verbalisanten en de verdachte blijkt niet duidelijk uit het proces-verbaal. (...)

Verdachte heeft verklaard te dronken te zijn geweest om überhaupt te kunnen rijden. (...)

De advocaat-generaal deelt mede - zakelijk weergegeven - als volgt:

Voor de opgeroepen getuigen geldt het noodzakelijkheidscriterium. De verbalisanten hebben het proces-verbaal op ambtseed opgemaakt. Het horen van hen is niet nodig. (...)

Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede:

(...)

dat het hof het verzoek tot het horen van getuigen [verbalisant 2] en [verbalisant 3], respectievelijk hoofdagent en agent van politie Utrecht afwijst, nu het hof dit niet noodzakelijk acht."

3.4.1. Het Hof heeft de afwijzing van het verzoek tot het horen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] als getuigen doen steunen op de grond dat de noodzaak tot het horen van genoemde verbalisanten niet is gebleken. Gelet op de hiervoor onder 3.2 weergegeven procesgang heeft het Hof de juiste maatstaf toegepast. Voor zover het middel daarover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld.

3.4.2. Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat uit de door de verbalisanten opgemaakte processen-verbaal niet duidelijk blijkt wie op 6 april 2006 de bestuurder van de auto is geweest. Het verzoek van de raadsman strekte ertoe de verbalisanten als getuigen te horen over hun waarnemingen voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte, alsmede over de bevinding dat de verdachte de bestuurder is geweest. Gelet op hetgeen de verdediging aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd en in het licht van de door deze verbalisanten opgemaakte en door het Hof tot het bewijs gebezigde processen-verbaal, is 's Hofs oordeel dat het verzoek tot het horen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] moet worden afgewezen omdat "het Hof dit niet noodzakelijk acht" zonder nadere motivering - die ontbreekt - niet begrijpelijk.

3.5. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 6 april 2010.