Hoge Raad, 17-11-2009, BJ8621, 07/12767
Hoge Raad, 17-11-2009, BJ8621, 07/12767
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 november 2009
- Datum publicatie
- 18 november 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BJ8621
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ8621
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5886, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Zaaknummer
- 07/12767
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht t.a.v. meineed slaagt.
Uitspraak
17 november 2009
Strafkamer
nr. S 07/12767
AM/SM
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 oktober 2007, nummer 22/003081-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. I. de Vink, advocaat te Rijswijk (ZH), bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 21 december 2006 te 's-Gravenhage ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage, belast met de behandeling van strafzaken, als getuige in de zaak tegen [betrokkene 1] (parketnummer: 09/611248-06), nadat hij in handen van mr. M.M. van der Nat, politierechter, op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: "Op 12 november 2005 werd ik in Den Haag opgepikt door een auto waar onder andere [betrokkene 1] in zat." en "Op dat moment zat er een meneer achter het stuur die ik niet ken." en "Toen de auto later door de politie werd stil gehouden zat die onbekende meneer nog steeds achter het stuur." en "Die onbekende meneer is niet [betrokkene 1]."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op 21 december 2006 heb ik onder ede een getuigenverklaring afgelegd op de zitting van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage."
b. een proces-verbaal van meineed van 21 december 2006, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Op 12 november 2005 werd ik in Den Haag opgepikt door een auto, waar onder andere [betrokkene 1] in zat. Op dat moment zat er een meneer achter hét stuur die ik niet ken. Toen de auto later door de politie werd stilgehouden, zat die onbekende meneer nog steeds achter het stuur. Die onbekende meneer is niet [betrokkene 1]."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik erken op 12 november 2005 te Den Haag na het nuttigen van alcoholhoudende drank als bestuurder te zijn opgetreden."
2.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 21 december 2006 heb ik onder ede een getuigenverklaring afgelegd op de zitting van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage.
Ik was erg in de war. Ik kreeg een lift en toen hield de politie die auto aan. Ik ben vervolgens uitgestapt en ben mijn eigen weg gegaan. Het is erg lang geleden. Toen ik als getuige werd gehoord wist ik het niet meer.
U houdt mij de verklaringen voor die ik eerder in deze zaak heb afgelegd. Ik heb toen verklaard welke man heeft gereden. Daarbij ben ik gebleven op de zitting dat ik zelf terechtstond. Ik was toen ook wat in de war.
U vraagt mij of ik vaak in de war ben. Dat is niet zo. Vraagt u het mijn advocaat, die weet alles.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging. Het pleidooi houdt het volgende in, zakelijk weergegeven:
Voor het voldoen aan de delictsomschrijving van meineed dient het opzet van de verdachte gericht te zijn op de valsheid van de verklaring. In dit geval kreeg mijn cliënt een lift van twee onbekende mannen, die later [betrokkene 2] en [betrokkene 1] bleken te heten. Cliënt was moe en heeft niet om zich heengekeken. Nadat de auto staande was gehouden door de politie, werd alleen [betrokkene 1] gearresteerd. Cliënt werd na één jaar als getuige gehoord en gelooft nog steeds dat hij de waarheid heeft gesproken. Ik zie geen bewijs voor de schuld van cliënt. De verbalisanten hebben destijds verzuimd het kenteken van de auto te noteren en dus staat niet vast dat dit de auto van [betrokkene 1] was. De medeverdachte van cliënt, [betrokkene 2], verklaart uiteenlopend. Hij was destijds dronken, maar hem is niet gevraagd om te liegen. Ook cliënt heeft geen enkel belang bij het plegen van meineed. Hij kent [betrokkene 1] niet eens. Hij weet alleen niet wie er heeft gereden. Dat zou [betrokkene 1] geweest kunnen zijn. Het tijdsverloop zorgt voor verwarring. Cliënt heeft in elk geval geen opzet gehad op het afleggen van een valse verklaring. Primair verzoek ik u mijn cliënt vrij te spreken."
2.5. De bewezenverklaring is mede in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd ontoereikend gemotiveerd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer volgen dat de verdachte "opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid heeft verklaard", nog daargelaten dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat, zoals is bewezenverklaard "de verdachte in handen van de politierechter mr. M.M. van der Nat op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen".
2.6. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 17 november 2009.