Home

Hoge Raad, 07-07-2009, BI0548, 08/03746 W

Hoge Raad, 07-07-2009, BI0548, 08/03746 W

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 juli 2009
Datum publicatie
7 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI0548
Formele relaties
Zaaknummer
08/03746 W
Relevante informatie
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023], Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 18

Inhoudsindicatie

Art. 18 WOTS. De Rb heeft geoordeeld dat op de overschrijding van de in art. 18 WOTS bepaalde termijn geen sanctie is gesteld en dat veroordeelde ook overigens niet in zijn belangen is geschaad zodat de OvJ in zijn vordering kan worden ontvangen. Daarmee heeft de Rb het verweer dat de OvJ in zijn vordering niet-ontvankelijk is wegens overschrijding van de termijn a.b.i. in art. 18.1 WOTS zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting verworpen op gronden welke de verwerping kunnen dragen.

Uitspraak

7 juli 2009

Strafkamer

nr. 08/03746 W

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen de uitspraken van de Rechtbank te Roermond van 12 augustus 2008, nummer 04/898005-07, omtrent een verzoek van de Duitse autoriteiten tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen:

[Veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het tweede middel

2.1. Het middel is gericht tegen het oordeel van de Rechtbank dat de overschrijding van de twee weken-termijn van art. 18 WOTS zonder consequenties dient te blijven.

2.2.1. Blijkens de ter zitting van de Rechtbank overgelegde pleitaantekeningen heeft de raadsman aldaar onder meer het volgende aangevoerd:

"1.B.

OM ontvankelijk in de vordering? Zie art. 18, 15 en 16 WOTS; vordering is van 30 mei 2007 terwijl de stukken d.d. 22 maart 2007 bij de Officier van Justitie zijn binnengekomen. Is ruime overschrijding van de 2 wekentermijn die daarvoor expliciet is gesteld bij art. 18 WOTS. De OvJ heeft er precies 10 weken overgedaan om de vordering tot verlof tenuitvoerlegging ex art. 18 WOTS in te dienen. Sprake van een zodanige overschrijding dat OM niet-ontvankelijk dient te worden verklaard."

2.2.2. De bestreden uitspraak houdt het volgende in:

"De raadsman van veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vordering nu de twee weken termijn van artikel 18 WOTS ruim is overschreden.

De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Artikel 18 WOTS bepaalt dat de officier van justitie binnen twee weken na ontvangst van het buitenlandse verzoek zijn vordering dient in te dienen. Correct is dat deze termijn in het onderhavige geval door de officier van justitie is overschreden. Nu echter op overschrijding geen sanctie is gesteld en de veroordeelde overigens ook niet in zijn belangen is geschaad, kan de officier in zijn vordering worden ontvangen."

2.3. De wetsgeschiedenis van de WOTS houdt met betrekking tot de termijn van art. 18, eerste lid, WOTS het volgende in:

"Artikelen 18-31.

(...)

Als algemene regel mag worden gesteld dat uitleveringszaken wat spoedeisender zijn dan executiezaken. In het laatste geval is de betrokkene immers reeds berecht en heeft de staat van veroordeling bewust de verdere afhandeling van de tenuitvoerlegging van de opgelegde sanctie aan de andere staat overgelaten. Dat verklaart dat de officier van justitie niet op zo'n korte termijn behoeft te worden gesteld met het indienen van zijn vordering na ontvangst van de officiele stukken als in de Uitleveringswet. In plaats van 3 dagen (artikel 23 Uitleveringswet) is gekozen voor een termijn van 14 dagen (artikel 18). Overigens staat op overschrijding van deze termijn, net als op die van de Uitleveringswet, geen sanctie." (Kamerstukken II 1983/84, 18 129, nr 1-3, p. 43)

2.4. Oordelend als onder 2.2.2 weergegeven heeft de Rechtbank het verweer dat de Officier van Justitie in zijn vordering niet-ontvankelijk is wegens overschrijding van de termijn als bedoeld in art. 18, eerste lid, WOTS zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting verworpen op gronden welke de verwerping kunnen dragen.

2.5 Het middel faalt.

3. Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 7 juli 2009.