Home

Hoge Raad, 08-05-2009, BH3664, 08/03268

Hoge Raad, 08-05-2009, BH3664, 08/03268

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 mei 2009
Datum publicatie
8 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH3664
Formele relaties
Zaaknummer
08/03268
Relevante informatie
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 426, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 401a

Inhoudsindicatie

Familierecht; verzoek tot benoeming van bijzonder curator in verband met verzoek tot verlening van vervangende toestemming voor de erkenning van een kind door de vader. Procesrecht, niet-ontvankelijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking niettegenstaande beroep in cassatie op schending van beginsel van hoor en wederhoor.

Uitspraak

8 mei 2009

Eerste Kamer

08/03268

EV/IS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De vader],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. C.A. Lucardie,

t e g e n

[De grootmoeder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. E. Grabandt.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de grootmoeder.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 21 november 2006 ter griffie van de rechtbank Rotterdam ingediend verzoekschrift heeft de vader zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, een bijzonder curator te benoemen over [de minderjarige] (hierna: de minderjarige) in verband met het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarige en aan de vader vervangende toestemming te verlenen tot het erkennen van de minderjarige.

Nadat bij beschikking mr. A.P.T. Posthuma is benoemd tot bijzonder curator over de minderjarige heeft de grootmoeder tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen het verzoek tot vervangende toestemming. De rechtbank heeft bij beschikking van 9 augustus 2007 de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en aan de vader vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige verleend.

Tegen de beschikking van 9 augustus 2007 heeft de grootmoeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Bij beschikking van 28 mei 2008 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd, de grootmoeder ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en de zaak voor het overige aangehouden voor een nieuwe mondelinge behandeling op een nader vast te stellen datum en tijdstip.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De grootmoeder heeft verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde cassatieberoep.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker tot cassatie in zijn cassatieberoep.

3. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

3.1 De bestreden beschikking van het hof is een tussenbeschikking. Het hof heeft immers niet reeds door een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van het verzochte (de vervangende toestemming tot erkenning van de betrokken minderjarige) een einde gemaakt.

3.2 Ingevolge art. 426 lid 4 Rv. in verbinding met art. 401a lid 2 Rv. kan beroep in cassatie van een tussenbeschikking slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking worden ingesteld, nu het hof niet anders heeft bepaald. Daaraan kan niet afdoen dat de vader in cassatie een beroep heeft gedaan op schending van het beginsel van hoor en wederhoor door het hof.

3.3 De vader kan mitsdien in zijn cassatieberoep niet worden ontvangen.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 mei 2009.