Hoge Raad, 30-06-2009, BG7746, 07/12633
Hoge Raad, 30-06-2009, BG7746, 07/12633
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 30 juni 2009
- Datum publicatie
- 1 juli 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BG7746
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG7746
- Zaaknummer
- 07/12633
Inhoudsindicatie
‘Unis testis nullus testis’- regel. Ex art. 342.2 Sv kan het bewijs dat verdachte het tlg. feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat m.b.t. feit 3 de bewezenverklaring slechts kan volgen uit de verklaringen van de aangeefster, nu de bewijsmiddelen c, e en f aan die verklaringen onvoldoende steun geven, is de bewezenverklaring in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Uitspraak
30 juni 2009
Strafkamer
nr. 07/12633
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 5 oktober 2007, nummer 21/000872-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Achterhoek, locatie Ooyerhoek" te Zutphen.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen ten aanzien van de beslissingen die betrekking hebben op het onder 3 tenlastegelegde feit, waaronder de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], en de strafoplegging en tot zodanige beslissing als de Hoge Raad op grond van art. 440 Sv gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt erover dat de bewezenverklaring van feit 3 ontoereikend is gemotiveerd.
2.2. Ten laste van de verdachte is door het Hof onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de maand december 1995 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
- direct overging tot seksuele handelingen met [slachtoffer], zonder te wachten dan wel te verifiëren of [slachtoffer] daar zin in had en
- doorging met seksuele handelingen en
aldus voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan."
2.3. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Het allerergst wat mij is overkomen op seksueel gebied met [verdachte], is dat hij seks met mij had na de bevalling van [de dochter]. [De dochter] was middels een keizersnede geboren in het ziekenhuis in Hengelo (O). Ik had hechtingen in mijn onderbuik. [Verdachte] kwam bij mij op bezoek. Dit was op de dag van de bevalling. [Verdachte] gaf mij wat aandacht en liefkoosde mij. Ik duwde hem weg en [verdachte] zei: "Ik kan niet zonder jou en nu kan het weer". Ik had in mijn linkerarm nog een infuus en ik duwde hem weg met die hand. [Verdachte] kroop op een kruk en kwam steeds dichter boven mij liggen. Hij had zijn kleding nog aan en hij wurmde zijn penis uit zijn broek en zijn onderbroek. Hij stak zijn penis in mijn vagina. Ik lag op een eenpersoonskamertje. Ik kon mij niet verweren tegen hem."
b. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Op [geboortedatum] 1995 is mijn dochter [de dochter] geboren. Ten gevolge van complicaties heb ik een keizersnede gehad. Ik ging naar een eenpersoonskamer want het ging niet goed me mij op dat moment. In de 1e week tussen de 2e en de 7e dag na de bevalling, kwam mijn ex-man, [verdachte], bij mijn bed. Ik had toen nog een blauw ziekenhuishemd aan en geen onderbroek ten behoeve van de verzorging. Ik weet nog dat ik een infuus in mijn arm had. Mijn man ging over mij heen liggen. Vervolgens drong hij met zijn penis mijn vagina binnen. Deze seks was zonder mijn instemming."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Aangeefster [slachtoffer] gaf toestemming om foto's uit een fotoalbum te kopiëren. Op de foto's is aangeefster te zien in een ziekenhuisbed waarbij zichtbaar is dat zij een infuus in haar linkerarm heeft. Door ons werd, [getuige 1] als getuige gehoord. Nadat haar de bovengenoemde foto's waren getoond, herkende zij de kamer op de foto's als zijnde kamer 9 van de afdeling Verloskunde van het Streekziekenhuis Midden Twente te Hengelo (O)."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Ik heb u op 11 oktober 2006 een fotoalbum ter beschikking gesteld. Dit is het geboorte-album van mijn dochter [de dochter]. Zij is op [geboortedatum] 1995 geboren in het streekziekenhuis Midden Twente in Hengelo. In het album zijn alleen foto's te zien van [de dochter] vlak na haar geboorte en van de maanden daarop volgend. [De dochter] is met de keizersnede ter wereld gekomen. Ik weet zeker dat ik na de operatie op een éénpersoonskamer heb gelegen. Daarvoor was ik ook opgenomen in het ziekenhuis maar toen lag ik op een vierpersoonskamer. Vanaf de opname in het ziekenhuis heeft het 3 of 4 weken geduurd voordat [de dochter] geboren werd. Vlak na de operatie (keizersnede) kreeg ik een infuus in mijn linkerarm. Het infuus werd tijdens de voorbereidingen voor de operatie aangebracht. Op de foto's in het album is het infuus duidelijk te zien. Het infuus heb ik zeker zeven dagen ingehouden."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Ik ben als hoofd van de afdeling Verloskunde, afd. B 0, werkzaam in het Streekziekenhuis Midden Twente te Hengelo (O). U toont mij foto's. Op de foto's is een ziekenhuiskamer te zien. Deze ruimte herken ik als kamer 9 van de afdeling B 0, dus de afdeling Verloskunde. Ik weet zeker dat de kamer die op de foto's te zien is kamer 9 is. Deze kamer is een eenpersoonskamer. Er zijn meerdere eenpersoonskamers, maar die zijn anders ingericht."
f. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 19 september 2006, voor zover inhoudende:
"Ik had wel een dwangmatige behoefte aan seks. Het is een soort waas. Het kan best zo zijn dat als ik eenmaal bezig ben ik geen signalen meer oppik."
2.4. Het Hof heeft nog het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de verkrachting van zijn vrouw [slachtoffer], zoals onder feit 3 is tenlastegelegd, wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof dat het in het bijzonder ook de overtuiging heeft bekomen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht in het ziekenhuis door de in eerste aanleg door verdachte gegeven verklaring dat hij [slachtoffer] niet heeft kunnen verkrachten, omdat zij in een vierpersoonskamer in het ziekenhuis lag, welke verklaring op grond van een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 16 november 2006, evident onjuist is gebleken te zijn."
2.5. Het Hof heeft in de aanvulling op het verkorte arrest voorts nog het volgende overwogen:
"De verklaring van [slachtoffer] heeft het hof naast de verklaringen van verdachte gelegd.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd, met name met betrekking tot de ziekenhuiskamer. Deze verklaringen zijn hieronder opgenomen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Almelo van 19 september 2006:
Ik heb geen seks met [slachtoffer] gehad in het ziekenhuis. Ik weet niet meer of ze toen nog een infuus in haar arm had. Ze heeft na de bevalling nog 5 dagen in het ziekenhuis doorgebracht. Eerst lag ze nog op bed. Ze lag op een vierpersoonskamer en naast haar lag ook iemand. Ik hoor de officier nu verklaren dat zij zegt dat ze de politie niet heeft laten nagaan of [slachtoffer] op een 1 of 4 persoonskamer lag.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Almelo van 5 december 2006:
De zojuist door u aangehaalde foto's heb ik gezien. Het betreft de geboorte van [de dochter]. Toen ik die foto's zag, kwam de herinnering weer bij mij boven en kan ik zeggen dat [slachtoffer] inderdaad op een éénpersoonskamer verbleef. Dat was na de bevalling. Vóór de bevalling lag zij op een vierpersoonskamer. Van hechtingen kan ik mij niets herinneren. Op de vorige zitting dacht ik dat ze op een vierpersoonskamer lag. Ik heb daar toen nadruk op gelegd om aan te geven dat er niets gebeurd is.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof van 21 september 2007:
De relatie met [slachtoffer] ging ongeveer een half jaar na de geboorte van [de dochter] mis. In het ziekenhuis is niets gebeurd. [Slachtoffer] lag aanvankelijk op een vierpersoonskamer en later op een éénpersoonskamer. In het ziekenhuis heb ik geen gemeenschap met haar gehad. Dat gebeurde pas drie weken nadat zij een keizersnede had gehad. Ik wilde wel vaker seks met [slachtoffer]. Toen [slachtoffer] in het ziekenhuis lag heb ik alleen met mezelf seks gehad. Ik heb toen gemasturbeerd."
2.6. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat wat betreft feit 3 de bewezenverklaring slechts kan volgen uit de verklaringen van de aangeefster [slachtoffer] nu de hiervoor onder 2.3 sub c, e en f weergegeven bewijsmiddelen onvoldoende steun geven aan de verklaringen van de aangeefster, is de bewezenverklaring in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde, de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer];
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 30 juni 2009.