Home

Hoge Raad, 11-03-2008, BC6224, 00867/07 B

Hoge Raad, 11-03-2008, BC6224, 00867/07 B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 maart 2008
Datum publicatie
11 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC6224
Formele relaties
Zaaknummer
00867/07 B

Inhoudsindicatie

Beklag ex art. 552a Sv. Onder het belang van de strafvordering is te verstaan de veiligstelling van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat. Tot deze belangen behoort, vzv. hier van belang, het aan de dag brengen van de waarheid (vgl. HR LJN AB6125). Het oordeel van de Rb dat de door haar genoemde onderzoeksgronden i.c. moeten worden gerekend tot het belang van de strafvordering geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat onderzoek naar de waarde, de herkomst en de oorspronkelijke eigenaar van de inbeslaggenomen tegels van belang kan zijn voor de waarheidsvinding omtrent strafbare feiten.

Uitspraak

11 maart 2008

Strafkamer

nr. 00867/07 B

DV/AW

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 18 januari 2007, nummer RK 06/4371, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1931, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door de klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenstaande beschikking omschreven voorwerpen.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. C. Simmelink, advocaat te Breukelen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel komt op tegen het oordeel dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van de voorwerpen aan de klager.

3.2. De bestreden beschikking houdt onder meer in:

"Inhoud klaagschrift.

Het klaagschrift strekt tot teruggave van onder klager inbeslaggenomen goederen, te weten twee antieke tegels.

Beoordeling.

Uit de stukken is het volgende gebleken.

Op 18 oktober 2006 heeft [betrokkene 1] aangifte gedaan van diefstal van kunstschatten, namens zijn vader [betrokkene 2]. De kunst was opgeslagen in een loods aan de [a-straat 1], die eigendom is van [betrokkene 3]. Een gedeelte van die kunstverzameling dook op in het antiekcircuit, waarop een kennis van [betrokkene 2], [betrokkene 4], benaderd werd door iemand die de kunst op een beurs had zien liggen. Hierop is [betrokkene 4] samen met [betrokkene 1] en zijn moeder naar de loods gegaan, waarop bleek dat er inderdaad diverse goederen ontbraken. Uit onderzoek bleek dat enkele kunststukken reeds via een Bodemvondstenbeurs in Delft waren verkocht. Een van de kopers van de tegels, [betrokkene 5] genaamd, verklaarde de tegels gekocht te hebben van [betrokkene 6], die een antiekwinkel heeft in [plaats]. [Betrokkene 6] verklaarde dat hij begin oktober wat antiek, waaronder een aantal tegels, had gekocht van een man en een vrouw die in zijn winkel waren gekomen. Hij verklaarde dat hij op de beurs in Delft twee tegels had verkocht aan [klager], klager, voor € 3.200,-. Hij heeft niets op papier staan van de verkoop. Op 25 oktober 2006 zijn onder klager twee antieke tegels genaamd "Dubbele Zeekoe" inbeslaggenomen. De man en de vrouw die het antiek aan [betrokkene 6] verkocht hadden, [betrokkene 7] en [betrokkene 8], zijn aangehouden als verdachten en verklaarden dat het antiek uit de loods van [betrokkene 3] aan de [a-straat 1] kwam en dat ze wat tegeltjes aan een antiquair te [plaats] hadden verkocht.

Klager heeft in raadkamer onder meer aangevoerd dat hij de tegels heeft gekocht voor € 3.200,- op een beurs bij de stand van [betrokkene 6] te [plaats], die een winkel drijft in antieke tegels. Hij wist ten tijde van de aankoop van de tegels niet dat deze van diefstal afkomstig waren en had geen reden aan te nemen dat er iets mis met de tegels was. Hij is verzamelaar van antieke tegels. Op grond van het bepaalde in boek 3, art 86 lid 3, sub a, van het Burgerlijk Wetboek kan de aangever de tegels niet als zijn eigendom opeisen. Klager is de eigenaar van de tegels en heeft niets te maken met het strafrechtelijk traject. Hij heeft de tegels contant betaald en heeft geen kwitantie van de aankoop ontvangen.

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat het strafvorderlijk belang zich tegen teruggave verzet. Er wordt nog onderzoek gedaan naar de waarde van de tegels, de herkomst van de tegels en de oorspronkelijke eigenaar. De tegels zijn van diefstal dan wel van verduistering afkomstig. De verdachten [betrokkene 7 en 8] zullen gedagvaard worden. Het onderzoek in deze zaak loopt nog. Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat het openbaar ministerie nog wil uitzoeken wie de oorspronkelijk eigenaar is van de tegels en de tegels aan die persoon teruggeven. Klager kan dan opnieuw een klaagschrift indienen. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de aankoop van de tegels geen gewone consumentenkoop betreft nu de aankoop heeft plaatsgevonden op een beurs. Klager kan niet als te goeder trouw worden beschouwd, aangezien hij contant heeft betaald en geen kwitantie heeft ontvangen. Klager geniet derhalve geen derdenbescherming, aldus de officier van justitie.

De rechtbank overweegt het volgende.

Gelet op hetgeen de officier van justitie heeft verklaard, namelijk dat er nog onderzoek wordt verricht naar de waarde van de inbeslaggenomen tegels, de herkomst van de tegels en de oorspronkelijke eigenaar van de tegels, is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.

Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard."

3.3. Het middel keert zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag aangezien nog onderzoek moet worden verricht naar de waarde, de herkomst en de oorspronkelijke eigenaar van de inbeslaggenomen tegels. Het behelst onder meer de klacht dat het genoemde onderzoek niet tot het belang van de strafvordering kan worden gerekend.

3.4. Onder het belang van de strafvordering is te verstaan de veiligstelling van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat. Tot deze belangen behoort, voor zover hier van belang, het aan de dag brengen van de waarheid (vgl. HR 27 april 1971, LJN AB6125, NJ 1972, 341).

3.5. Het oordeel van de Rechtbank dat de door haar genoemde onderzoeksgronden in het onderhavige geval moeten worden gerekend tot het belang van de strafvordering geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat onderzoek naar de waarde, de herkomst en de oorspronkelijke eigenaar van de inbeslaggenomen tegels van belang kan zijn voor de waarheidsvinding omtrent strafbare feiten.

3.6. In zoverre faalt het middel.

3.7. Het middel kan ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008.