Home

Hoge Raad, 11-12-2007, BB7127, 00556/07

Hoge Raad, 11-12-2007, BB7127, 00556/07

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 december 2007
Datum publicatie
13 december 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BB7127
Formele relaties
Zaaknummer
00556/07

Inhoudsindicatie

1. Geurproef als bewijs. 2. Vordering bp in appel, art. 421.2 Sv. Ad 1. De bewezenverklaring dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van een trekker met oplegger (feit 3) kan, gelet op de gronden vermeld in de conclusie AG (inhoudend dat ’s Hofs antwoord op het verweer dat de uitgevoerde geurproef onbetrouwbaar is ontoereikend is) niet zonder meer uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Ad 2. HR ambtshalve: de vordering bp is door de rb toegewezen tot een bedrag van € 11.935,-. Ex art. 421.2 Sv duurt de voeging in 1e aanleg van rechtswege voort in appel vzv. de gevorderde schadevergoeding is toegewezen. De bestreden uitspraak houdt in strijd met art. 335 en 361.4 i.v.m. 415 Sv niet een beslissing in over de vordering bp.

Uitspraak

11 december 2007

Strafkamer

nr. 00556/07

KM/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 januari 2006, nummer 21/001533-05, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 maart 2005 — voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen — de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1., 3., 4. en 5. telkens opleverende "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" en 7. "deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven" en 8. "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T.P. Klaassen, advocaat te Helden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over de feiten 3 en 5, de sanctieoplegging en het verzuim te beslissen op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], en tot terugwijzing van de strafzaak naar het gerechtshof te Arnhem teneinde met inachtneming van 's Hogen Raads arrest opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 3 niet kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.

3.2. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:

"hij op of omstreeks 15 mei 2004 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het bedrijfsterrein aan de Konstruktieweg heeft weggenomen een trekker met oplegger en rollen alluminium, respectievelijk geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak."

3.3. Aangezien deze bewezenverklaring, voor zover bewezen is verklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van een trekker met oplegger op de gronden onder de nummers 4.1 t/m 4.8 vermeld in de aan dit arrest gehechte conclusie van de Advocaat-Generaal, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

3.4. Het middel slaagt derhalve.

4. Beoordeling van het vierde middel

4.1. Het middel houdt in dat de bewezenverklaring van feit 5 niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen.

4.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 5 bewezenverklaard dat:

"hij in of omstreeks het weekend van 12-14 juni 2004 te Elsloo, gemeente Stein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf het Business Park Stein heeft weggenomen een trailer en 18750, althans een hoeveelheid flessen wijn, respectievelijk geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak."

4.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie zijn weergegeven onder 6.1, nrs 28 – 41.

4.3. Aangezien deze bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de bewezenverklaarde trailer en wijn niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel slaagt.

5. Beoordeling van het vijfde middel

5.1. Het middel houdt in dat het onder 7 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.

5.2. Ten laste van de verdachte is onder 7 bewezenverklaard dat:

"hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2003 tot en met 05 juli 2004 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of door middel van braak of verbreking of een valse sleutel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van trekkers, opleggers, vrachtauto’s met daarbij behorende inhoud, welke geheel of ten dele toebehoorden aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)."

5.3. Het Hof heeft de bewijsmiddelen voor zover gebezigd voor het bewijs van het onder 5 bewezenverklaarde tevens doen strekken tot bewijs van het onder 7 bewezenverklaarde. Nu de Hoge Raad hiervoor onder 4 heeft overwogen dat die bewijsvoering met betrekking tot het onder 5 bewezenverklaarde ontoereikend is, geldt in zoverre hetzelfde met betrekking tot het onder 7 bewezenverklaarde. Het middel is terecht voorgesteld.

6. Beoordeling van het eerste, het derde en het zesde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

7. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

7.1. De aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding houden in dat [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het onderhavige strafproces heeft gevoegd en dat haar vordering tot schadevergoeding door de Rechtbank bij vonnis van 21 maart 2005 is toegewezen tot een bedrag van € 11.935,—.

7.2. Ingevolge art. 421, tweede lid, Sv duurt de voeging die in eerste aanleg heeft plaatsgehad, van rechtswege voort in hoger beroep voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen.

7.3. De bestreden uitspraak houdt in strijd met de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv, niet een met redenen omklede beslissing in over de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad zal de uitspraak ook in zoverre vernietigen.

8. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 6 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het vijfde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

9. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3, 5 en 7 tenlastegelegde en de strafoplegging en voor zover geen beslissing is opgenomen over de vordering van de benadeelde partij;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 11 december 2007.