Home

Hoge Raad, 11-12-2007, BB7058, 02239/06

Hoge Raad, 11-12-2007, BB7058, 02239/06

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 december 2007
Datum publicatie
11 december 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BB7058
Formele relaties
Zaaknummer
02239/06

Inhoudsindicatie

Afwijzing getuigenverzoek. Door te overwegen dat het door de bezigheden van de getuige hoogst twijfelachtig is of hij, als verdachte een of beide auto’s inderdaad heeft bekrast, zulks dan zeker wel zou hebben moeten zien, is het Hof ten onrechte vooruitgelopen op de inhoud van de verklaring van die getuige.

Uitspraak

11 december 2007

Strafkamer

nr. 02239/06

DV/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 februari 2006, nummer 21/004458-04, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem van 14 juli 2004 - de verdachte ter zake van 1. en 2. telkens opleverende: "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen" veroordeeld tot een geldboete van € 260,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] deels toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld. Tevens heeft het Hof de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd heeft afgewezen.

3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 5 september 2005 houdt onder meer het volgende in:

"De partner van [getuige 1], [betrokkene 1], wil ook graag getuigen. Hij heeft in de hoogwerker gestaan en volgens mij zou hij het toch gezien hebben als ik de auto's zou hebben bekrast. Hij heeft dat niet gezien."

(...)

Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede:

- dat het hof het verzoek van verdachte, om de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] te horen, zal honoreren en dat het hof het verzoek om de getuige [betrokkene 1] te horen afwijst omdat het door diens bezigheden van dat moment hoogst twijfelachtig is of hij, als verdachte een of beide auto's inderdaad heeft bekrast, zulks dan zeker wel zou hebben moeten zien."

3.3. Door te overwegen dat het door de bezigheden van de getuige hoogst twijfelachtig is of hij, als verdachte een of beide auto's inderdaad heeft bekrast, zulks dan zeker wel zou hebben moeten zien, is het Hof ten onrechte vooruitgelopen op de inhoud van de verklaring van die getuige.

3.4. Het middel is terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 11 december 2007.