Home

Hoge Raad, 23-11-2007, BB6910, R07/044HR

Hoge Raad, 23-11-2007, BB6910, R07/044HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 november 2007
Datum publicatie
23 november 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BB6910
Formele relaties
Zaaknummer
R07/044HR
Relevante informatie
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 25-06-2023], Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 25-06-2023] art. 358

Inhoudsindicatie

Familierecht; tussenbeschikking met voorlopige omgangsregeling, onherroepelijk karakter, hoger beroep ontvankelijk.

Uitspraak

23 november 2007

Eerste Kamer

Rek.nr. R07/044HR

MK

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De moeder],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. S.H.M. van der Heiden,

t e g e n

[De vader],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 13 oktober 2005 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft de vader zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de minderjarige [de dochter].

De moeder heeft het verzoek bestreden.

Na een tussenbeschikking van 23 december 2005 heeft de rechtbank bij beschikking van 4 september 2006 een voorlopige omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en [de dochter], zoals nader omschreven in het dictum van de beschikking, de beschikking tot zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard en iedere verdere beslissing aangehouden.

Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam (rekestnummer 1534/06). De moeder heeft het hof daarnaast verzocht schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking te bevelen (rekestnummer 1535/06).

Bij beschikking van 4 december 2006 heeft het hof in de zaak met rekestnummer 1534/06 partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep en in de zaak met rekestnummer 1535/06 de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De vader heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep, met inachtneming van hetgeen onder 2.9 van de conclusie is opgemerkt.

De advocaat van de moeder heeft bij brief van 8 november 2007 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1 Bij tussenbeschikking van 4 september 2006 heeft de kinderrechter uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de vader in het kader van een voorlopige omgangsregeling omgang met [de dochter] - die op [geboortedatum] 2001 is geboren uit een thans beëindigde affectieve relatie tussen hem en de moeder - zal hebben en dat deze omgang zal plaatsvinden in en onder begeleiding van het Omgangshuis Noord-Holland te Zaandam. De kinderrechter heeft het Omgangshuis Noord-Holland verzocht te zijner tijd, doch ruim voor het ten einde lopen van de begeleide omgang, feitelijk te rapporteren over de afspraken tussen partijen en of en hoe deze zijn uitgevoerd, iedere verdere beslissing aangehouden en bepaald dat de behandeling pro forma zal worden aangehouden tot een nader te bepalen zitting begin/medio maart 2007.

3.2 In het hoger beroep heeft het hof, voorzover thans relevant, de moeder niet-ontvankelijk verklaard, daarbij in rov. 2.4 overwegende dat zowel uit de overwegingen als uit het dictum van de bestreden beschikking blijkt dat het hier om een tussenbeschikking gaat, nu de beslissing een voorlopig karakter draagt waarvan niet gezegd kan worden dat daarmee in het dictum een einde is gemaakt omtrent enig deel van het verzochte.

3.3 Wat betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep is doorslaggevend of de - bij voorraad uitvoerbaar verklaarde - voorlopige beslissing een onherroepelijk karakter heeft in die zin dat de beschikking, eenmaal geëffectueerd, in haar gevolgen niet meer ongedaan kan worden gemaakt (vgl. HR 28 april 1989, nr. 7458, NJ 1989, 610). De onderhavige beschikking voldoet aan dit criterium. De moeder is derhalve ontvankelijk in haar beroep van deze deelbeschikking. De eerste klacht van het middel slaagt en de overige klachten behoeven geen behandeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 4 december 2006;

verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 november 2007.