Home

Hoge Raad, 28-09-2007, BA5805, R06/145HR

Hoge Raad, 28-09-2007, BA5805, R06/145HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 september 2007
Datum publicatie
28 september 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA5805
Formele relaties
Zaaknummer
R06/145HR

Inhoudsindicatie

Familierecht; ondertoezichtstelling. Niet-ontvankelijk cassatieberoep wegens gebrek aan belang in cassatie na verstrijken termijn machtiging.

Uitspraak

28 september 2007

Eerste Kamer

Rek.nr. R06/145HR

MK/RM

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De moeder],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,

t e g e n

[De vader],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. R.F. Thunnissen.

e n t e g e n

1. RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,

gevestigd te Breda,

2. STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT,

gevestigd te Eindhoven,

BELANGHEBBENDEN in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder, de vader, de Raad en de Stichting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 6 juli 2005 ter griffie van de rechtbank Breda ingediend verzoekschrift heeft de Raad zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de minderjarige [dochter] (hierna: [het kind]), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999, onder toezicht te stellen van de Stichting.

De rechtbank heeft bij beschikking van 14 september 2005 [het kind] met ingang van die dag tot uiterlijk 14 september 2006 onder toezicht van de Stichting gesteld.

Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Bij beschikking van 27 juli 2006 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Raad en de Stichting hebben geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank Breda [het kind] bij beschikking van 14 september 2005 met ingang van die dag tot uiterlijk 14 september 2006 onder toezicht van de Stichting gesteld. Op het door de moeder ingestelde hoger beroep heeft het hof bij beschikking van 27 juli 2006 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Nu de ondertoezichtstelling op 14 september 2006 is afgelopen, heeft de moeder geen belang bij haar (op 26 oktober 2006 ingestelde) cassatieberoep, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 28 september 2007.