Home

Hoge Raad, 19-06-2007, BA0482, 01152/06 B

Hoge Raad, 19-06-2007, BA0482, 01152/06 B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 juni 2007
Datum publicatie
19 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA0482
Formele relaties
Zaaknummer
01152/06 B
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-03-2023 tot 01-10-2025], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-03-2023 tot 01-10-2025] art. 552a

Inhoudsindicatie

Beklag. De wet kent wat betreft de beklagprocedure a.b.i. het vierde boek, Titel IX Sv, anders dan in HR LJN ZC9727 onder de toenmalige wetgeving is aangenomen, niet de mogelijkheid van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan degene die een klaagschrift strekkende tot teruggave heeft ingediend (HR LJN AE6595). De Rb had dus naast de ongegrondverklaring niet een last tot teruggave aan de ander dan klager mogen geven.

Uitspraak

19 juni 2007

Strafkamer

nr. 01152/06 B

JB/SB

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht van 2 maart 2006, nummer RK 05/465, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door [klager] ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenstaande beschikking omschreven personenauto en de teruggave gelast aan [betrokkene 1] van het inbeslaggenomene.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.L.E. Marchal, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen, maar alleen voor zover daarbij de teruggave van de inbeslaggenomen auto aan [betrokkene 1] is gelast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. De middelen klagen dat de Rechtbank de inbeslaggenomen auto aan de klager had dienen terug te geven en dat haar oordeel dat de auto aan [betrokkene 1] dient te worden teruggegeven getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, althans ontoereikend is gemotiveerd.

3.2. Het oordeel van de Rechtbank komt erop neer dat niet de klager - beslagene - maar [betrokkene 1] redelijkerwijs als rechthebbende op de inbeslaggenomen auto dient te worden aangemerkt. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. Van dat oordeel uitgaande heeft de Rechtbank het beklag terecht ongegrond verklaard. In zoverre faalt het middel.

3.3. Bij de stukken van het geding bevindt zich niet een klaagschrift van [betrokkene 1]. De wet kent wat betreft de beklagprocedure als bedoeld in het vierde boek, Titel IX Sv, anders dan in HR 10 mei 1994, LJN ZC9727, NJ 1994, 642, onder de toenmalige wetgeving is aangenomen, niet de mogelijkheid van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan degene die een klaagschrift strekkende tot teruggave heeft ingediend (vgl. HR 26 november 2002, LJN AE6595). De Rechtbank had dus niet een last tot teruggave aan [betrokkene 1] mogen geven. In zoverre kan de bestreden beschikking niet in stand blijven.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden beschikking, doch uitsluitend voor zover daarin de teruggave is gelast van de inbeslaggenomen auto aan [betrokkene 1];

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2007.