Home

Hoge Raad, 20-10-2006, AY9226, R05/103HR

Hoge Raad, 20-10-2006, AY9226, R05/103HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 oktober 2006
Datum publicatie
20 oktober 2006
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AY9226
Formele relaties
Zaaknummer
R05/103HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

Familierecht. Geschil tussen vader en moeder van een – tijdens hun affectieve relatie geboren en door de vader erkend – minderjarig kind over door hem verschuldigde kinderalimentatie (81 RO).

Uitspraak

20 oktober 2006

Eerste Kamer

Rek.nr. R05/103HR

RM/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De moeder],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. J.H.E. Wanrooij,

t e g e n

[De vader],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. L. van Hoppe.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 28 januari 2004 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de moeder - zich gewend tot die rechtbank en verzocht te bepalen dat verweerder in cassatie - verder te noemen: de vader - met ingang van 1 april 2003 € 400,-- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige door de vader erkende kind: [de dochter].

De vader heeft het verzoek bestreden.

De rechtbank heeft bij beschikking van 18 augustus 2004 bepaald dat de vader met ingang van 1 april 2003 tot 1 augustus 2004 € 320,-- per maand en met ingang van 1 augustus 2004 € 280,-- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige, bij vooruitbetaling aan de moeder dient te voldoen, te verhogen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van [de dochter] kan of zal worden verleend. De rechtbank heeft voorts de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vader heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het inleidend verzoek alsnog af te wijzen, althans de kinderalimentatie te stellen op een lager bedrag dan € 320,-- respectievelijk € 280,-- per maand, althans op een zodanig bedrag als het hof juist zal achten, een en ander met ingang van 2 juli 2004, althans met ingang van een zodanige datum als het hof juist zal achten.

Na mondelinge behandeling op 23 maart 2005, heeft het hof bij beschikking van 28 april 2005 de bestreden beschikking vernietigd en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] in de periode van 28 januari 2004 tot 1 juli 2004 bepaald op € 155,-- per maand en met ingang van 1 juli 2004 op € 125,-- per maand. Het hof heeft voorts de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De man heeft bij verweerschrift verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 oktober 2006.