Home

Hoge Raad, 28-03-2006, AV1613, 00903/05

Hoge Raad, 28-03-2006, AV1613, 00903/05

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 maart 2006
Datum publicatie
29 maart 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV1613
Formele relaties
Zaaknummer
00903/05

Inhoudsindicatie

Veroordeling o.g.v. art. 78.1 APV ’s-Gravenhage 1982: zonder daartoe bevoegd te zijn op de drempel van een gebouw zitten. 1. Bepaaldheidsgebod. 2. Liberty of movement. Ad 1. Art. 78.1 APV ‘s-Gravenhage 1982 is niet in strijd met het bepaaldheidsgebod. De in die bepaling geformuleerde norm maakt voldoende concreet duidelijk welke gedragingen op of aan de weg met betrekking tot gebouwen zijn verboden en strafbaar gesteld en stelt de verdachte voldoende in staat zijn gedrag daarop af te stemmen. Ad 2. Art. 12 IVBPR en art. 2 Vierde Protocol EVRM staan - telkens in het derde lid - op het in die bepalingen neergelegde recht op "liberty of movement" beperkingen toe die noodzakelijk zijn onder meer ter handhaving van de openbare veiligheid en de openbare orde. Op de openbare veiligheid en de openbare orde heeft de gemeentelijke wetgever klaarblijkelijk het oog gehad, gelet op de aanhef van art. 78 “Overlast bij of in gebouwen” en blijkens de plaatsing van art. 78.1 APV ’s-Gravenhage 1982 in Afdeling IV "Andere maatregelen betreffende de openbare orde" van Hoofdstuk II "Openbare Orde". In het bepaalde in het derde lid van elk van de bedoelde verdragsbepalingen kan de beperking van het recht op "liberty of movement", die art. 78.1 APV ‘s-Gravenhage 1982 meebrengt, haar rechtvaardiging vinden.

Uitspraak

28 maart 2006

Strafkamer

nr. 00903/05

PB/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 november 2004, nummer 22/000901-04, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in Detentiecentrum Roermond.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, van 9 september 2003 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 78, eerste lid, aanhef en onder a van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982" veroordeeld tot een geldboete van zestig euro, subsidiair een dag hechtenis.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel

3.1. De middelen klagen erover dat het Hof art. 78, eerste lid, APV 's-Gravenhage 1982 ten onrechte niet onverbindend heeft geoordeeld.

3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij te 's-Gravenhage, op 05 september 2002, zonder daartoe bevoegd te zijn, op de Krayenhoffstraat op een drempel van een gebouw heeft gezeten."

3.3. Art. 78, APV 's-Gravenhage 1982 luidt voorzover voor de beoordeling van het middel van belang als volgt:

"Overlast bij of in gebouwen

1. Het is verboden zonder daartoe bevoegd te zijn, op of aan de weg:

a. In een raamkozijn of op een drempel of stoep van een gebouw te zitten of te liggen;

b. tegen een deur of raam van een gebouw te leunen;

c. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden."

3.4. In het eerste middel wordt het standpunt ingenomen dat genoemde bepaling uit de APV 's-Gravenhage 1982 strijdig is met art. 7 EVRM, art. 16 Grondwet en art. 1, eerste lid, Sr, omdat zij niet voldoet aan het daaruit voortvloeiende bepaaldheidsgebod. Aan het tweede middel ligt de opvatting ten grondslag dat met het in art. 78, eerste lid, APV 's-Gravenhage 1982 geformuleerde verbod een ongeoorloofde inbreuk wordt gemaakt op het door art. 12 IVBPR en art. 2 Vierde Protocol bij het EVRM gegarandeerde recht op "liberty of movement".

3.5. De wets- en verdragsbepalingen waarop in de middelen een beroep wordt gedaan luiden, voorzover van belang, als volgt.

Art. 16 Grondwet en art. 1, eerste lid, Sr:

"Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling."

Art. 7, eerste lid, EVRM:

"No one shall be held guilty of any criminal offence on account of any act or omission which did not constitute a criminal offence under national or international law at the time when it was committed. (...)"

Art. 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM:

"1. Everyone lawfully within the territory of a State shall, within that territory, have the right to liberty of movement and freedom to choose his residence. (...)

3. No restrictions shall be placed on the exercise of these rights other than such as are in accordance with law and are necessary in a democratic society in the interests of national security or public safety, for the maintenance of ordre public, for the prevention of crime, for the protection of health or morals, or for the protection of the rights and freedoms of others."

Art. 12 IVBPR:

"1. Everyone lawfully within the territory of a State shall, within that territory, have the right to liberty of movement and freedom to choose his residence. (...)

3. The above-mentioned rights shall not be subject to any restrictions except those which are provided by law, are necessary to protect national security, public order (ordre public), public health or morals or the rights and freedoms of others, and are consistent with the other rights recognized in the present Covenant."

3.6. Anders dan in het eerste middel wordt voorgestaan is art. 78, eerste lid, APV 's-Gravenhage 1982 niet in strijd met het bepaaldheidsgebod.

De in die bepaling geformuleerde norm maakt voldoende concreet duidelijk welke gedragingen op of aan de weg met betrekking tot gebouwen zijn verboden en strafbaar gesteld en stelt de verdachte voldoende in staat zijn gedrag daarop af te stemmen.

3.7. De verdragsbepalingen waarop in het tweede middel een beroep wordt gedaan staan - telkens in het derde lid - op het in die bepalingen neergelegde recht op "liberty of movement" beperkingen toe die noodzakelijk zijn onder meer ter handhaving van de openbare veiligheid en de openbare orde.

Op de openbare veiligheid en de openbare orde heeft de gemeentelijke wetgever klaarblijkelijk het oog gehad, gelet op de aanhef van art. 78 "Overlast bij of in gebouwen" en blijkens de plaatsing van art. 78, eerste lid, APV 's-Gravenhage 1982 in Afdeling IV "Andere maatregelen betreffende de openbare orde" van Hoofdstuk II "Openbare Orde".

In het bepaalde in het derde lid van elk van de bedoelde verdragsbepalingen kan de beperking van het recht op "liberty of movement", die art. 78, eerste lid, APV 's-Gravenhage 1982 meebrengt, haar rechtvaardiging vinden. Hierop stuit het middel af.

3.8. Voor het overige behoeft het tweede middel, gezien art. 81 RO geen bespreking nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 maart 2006.