Hoge Raad, 24-09-2004, AQ8178, C03/169HR
Hoge Raad, 24-09-2004, AQ8178, C03/169HR
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 september 2004
- Datum publicatie
- 24 september 2004
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2004:AQ8178
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AQ8178
- Zaaknummer
- C03/169HR
- Relevante informatie
- Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81
Inhoudsindicatie
24 september 2004 Eerste Kamer Nr. C03/169HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [De vrouw], wonende te [woonplaats], EISERES tot cassatie, advocaat: mr. P. Garretsen, t e g e n [De man], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in feitelijke instanties...
Uitspraak
24 september 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/169HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - heeft bij exploot van 9 februari 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en - na eiswijziging in eerste aanleg en voor zover in cassatie nog van belang - gevorderd te bepalen dat in het kader van de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen onder andere (alsnog) aan de vrouw zal worden toegescheiden en toebedeeld een bedrag van ƒ 30.187,50 ter zake van de toescheiding aan de man van de onderneming inclusief de "Grada" en de "Calypso".
De man heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 27 mei 1999 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 18 oktober 2001 voormelde vordering toegewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 15 januari 2003 heeft het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, bepaald dat in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen door de man aan de vrouw dient te worden voldaan een bedrag van ƒ 809,50 (€ 367,34), dit arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten in beide instanties in die zin gecompenseerd dat de partijen ieder de eigen kosten dragen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de man, die niet is verschenen, is verstek verleend.
De vrouw heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 september 2004.