Home

Hoge Raad, 24-09-2004, AO9069, C03/101HR

Hoge Raad, 24-09-2004, AO9069, C03/101HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 september 2004
Datum publicatie
24 september 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AO9069
Formele relaties
Zaaknummer
C03/101HR

Inhoudsindicatie

24 september 2004 Eerste Kamer Nr. C03/101HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiseres], thans gevestigd te [vestigingsplaats], EISERES tot cassatie, advocaat: mr. M. Ynzonides, t e g e n ALOG ONROEREND GOED EN HANDELMAATSCHAPPIJ B.V., gevestigd te Culemborg, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. G. Snijders. 1. Het geding in feitelijke instanties...

Uitspraak

24 september 2004

Eerste Kamer

Nr. C03/101HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

thans gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. M. Ynzonides,

t e g e n

ALOG ONROEREND GOED EN HANDELMAATSCHAPPIJ B.V.,

gevestigd te Culemborg,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. G. Snijders.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Vleesmeesters - heeft bij exploot van 9 november 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: Alog - gedagvaard voor de rechtbank te Middelburg en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, Alog te veroordelen om aan Vleesmeesters te vergoeden de door haar tengevolge van Alogs onrechtmatig handelen geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat, kosten rechtens.

Alog heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Vleesmeesters in haar vordering en subsidiair heeft zij de vordering bestreden.

De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 29 maart 2000 Vleesmeesters in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen te verschaffen en bij eindvonnis van 26 juli 2000 Vleesmeesters niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

Tegen beide vonnissen heeft Vleesmeesters hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Bij arrest van 13 december 2002 heeft het hof het vonnis van de rechtbank, voor zover Vleesmeesters daarin niet-ontvankelijk is verklaard, vernietigd, dit vonnis voor het overige bekrachtigd en de vordering van Vleesmeesters afgewezen.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Vleesmeesters beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Alog heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Vleesmeesters mede door mr. F. Damsteegt en voor Alog mede door mr. D. Stoutjesdijk, beiden advocaat bij de Hoge Raad.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging van het arrest van het hof 's-Gravenhage en verwijzing naar een ander hof.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan, deels veronderstellenderwijs, van het volgende worden uitgegaan.

(i) Alog huurde sinds maart 1982 van Euro Invest Kerkrade B.V. (hierna: Euro Invest) een bedrijfsruimte aan de Schelphoekstraat 1-3 te Zierikzee. In het huurcontract was voor Alog de verplichting opgenomen de bedrijfsruimte als supermarkt te gebruiken en van voldoende inventaris te voorzien.

(ii) Alog heeft het grootste gedeelte van de bedrijfsruimte onderverhuurd aan Aldi Best B.V. (hierna: Aldi Best), die daarin een Aldi-supermarkt heeft geëxploiteerd. Het overige deel van de bedrijfsruimte is door Alog per april 1982 onderverhuurd aan (de rechtsvoorganger van) Dumeco Retail B.V. (hierna: Dumeco), die dat gedeelte op haar beurt vanaf 13 december 1993 heeft onderverhuurd aan Vleesmeesters.

(iii) Vleesmeesters heeft in de bedrijfsruimte een slagerij geëxploiteerd. De door haar gehuurde ruimte had een aparte toegang.

(iv) Aldi Best heeft haar supermarkt in april 1997 verplaatst naar een andere locatie in Zierikzee. Aan Vleesmeesters is in de nieuwe locatie van de supermarkt in Zierikzee geen bedrijfsruimte beschikbaar gesteld.

(v) Alog noch Aldi Best heeft voorafgaand overleg gevoerd met Vleesmeesters over de voorgenomen verplaatsing van de supermarkt.

(vi) Alog heeft de rechtsvoorganger van Dumeco medio 1996 de mogelijkheid geboden het huurcontract zonder opzegtermijn op te zeggen per datum dat de Aldi-supermarkt uit de bedrijfsruimte zou vertrekken. Deze rechtsvoorganger heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

(vii) Vleesmeesters heeft de exploitatie van haar slagerij tot 20 januari 1998 voortgezet en op die datum beëindigd vanwege toenemende verliezen na het vertrek van de Aldi-supermarkt.

(viii) Euro Invest heeft in kort geding tegenover Alog en Vleesmeesters de ontruiming van de bedrijfsruimte gevorderd op grond van een toerekenbare tekortkoming van Alog jegens Euro Invest, daarin bestaande dat Alog sinds april 1997 niet heeft voldaan aan haar contractuele verplichting de bedrijfsruimte als supermarkt te gebruiken. De vordering van Euro Invest is toegewezen bij vonnis van 11 maart 1998.

(ix) Alog heeft de bedrijfsruimte ontruimd en haar inrichting en inventaris opgeslagen.

3.2 In dit geding heeft Vleesmeesters gesteld dat de hiervoor in 3.1 weergegeven handelwijze van Alog onder de gegeven omstandigheden onrechtmatig tegenover haar is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat Alog en haar huurster Aldi Best beide deel uitmaken van het Aldi-concern. Bij hun beslissing tot verplaatsing van de supermarkt uit de bedrijfsruimte hadden zij rekening moeten houden met de belangen van haar, Vleesmeesters, die een gedeelte van de bedrijfsruimte huurde in de vorm van een winkel-in-winkel-constructie. Alog had bij de verplaatsing van de supermarkt van Aldi Best in april 1997 voor een vervangende locatie moeten zorgen voor haar in de nieuwe bedrijfsruimte, dan wel Vleesmeesters schadeloos moeten stellen voor de voorzienbare schade die zij door het vertrek van de supermarkt van Aldi Best uit de bedrijfsruimte leed, dan wel daartoe strekkende voorwaarden aan Aldi Best moeten stellen bij de beëindiging van de onderhuurovereenkomst.

Alog heeft de vordering gemotiveerd bestreden en heeft bovendien betoogd dat Vleesmeesters daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij inmiddels is ontbonden.

3.3 De rechtbank heeft dit ontvankelijkheidsverweer gehonoreerd en is daarom niet aan een beoordeling van de vordering zelf toegekomen.

In hoger beroep heeft het hof de daartegen gerichte grief gegrond geacht, maar de vordering van de hand gewezen. Het hof motiveerde die laatstgenoemde beslissing als volgt. In de huurovereenkomst die is gesloten tussen Alog als verhuurder en de rechtsvoorganger van Dumeco als huurder zijn wel verplichtingen ten gunste van Alog opgenomen, maar is niet aan Alog de plicht opgelegd om in het aan Aldi verhuurde een supermarkt gevestigd te houden ten behoeve van de slagerij die in het door Dumeco van Alog gehuurde moest worden gevestigd. Een dergelijke verplichting van Dumeco jegens Vleesmeesters is evenmin opgenomen in de overeenkomst van onderhuur welke tussen deze partijen is gesloten. De zorgvuldigheid die door Alog ten opzichte van Vleesmeesters in acht moet worden genomen gaat niet zover dat Alog bij de beslissing om de Aldi-supermarkt in het gehuurde op te heffen, zich de belangen van Vleesmeesters diende aan te trekken in die zin dat een andere handelwijze als onrechtmatig geldt (rov. 6).

3.4 Bij de beoordeling van het tegen dit oordeel gerichte middel wordt het volgende vooropgesteld.

Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben (vgl. HR 3 mei 1946, NJ 1946, 323). Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen zulks meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.

3.5 Indien het hof het hiervoor overwogene al aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd, heeft het dit oordeel onbegrijpelijk gemotiveerd. Het heeft immers uit de omstandigheden dat noch in het tussen Alog en de rechtsvoorganger van Dumeco gesloten contract, noch in de tussen Dumeco en Vleesmeesters gesloten overeenkomst, voor Alog dan wel Dumeco de verplichting is opgenomen een supermarkt in de bedrijfsruimte gevestigd te houden ten behoeve van de door Vleesmeesters daarin gedreven slagerij, zonder meer afgeleid dat de zorgvuldigheid die door Alog ten opzichte van Vleesmeesters in acht moet worden genomen, niet zover gaat dat Alog bij de beslissing om de Aldi-supermarkt in het gehuurde op te heffen, zich de belangen van Vleesmeesters diende aan te trekken. Dusdoende heeft het hof geen kenbare aandacht besteed aan de vraag of Vleesmeesters in de omstandigheden van het gegeven geval redelijkerwijs erop mocht vertrouwen dat haar belangen door Alog zouden worden ontzien en evenmin in dat kader de terzake dienende omstandigheden van het geval kenbaar afgewogen. Onderdeel 5 van het middel - de onderdelen 1-3 bevatten slechts een inleiding - dat een klacht van deze strekking bevat, is dus gegrond. De overige onderdelen van het middel behoeven geen behandeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 december 2002;

verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt Alog in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vleesmeesters begroot op € 407,34 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 september 2004.