Home

Hoge Raad, 14-10-2003, AJ1111, 02376/02

Hoge Raad, 14-10-2003, AJ1111, 02376/02

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 oktober 2003
Datum publicatie
12 december 2003
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AJ1111
Formele relaties
Zaaknummer
02376/02
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 9, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 427

Inhoudsindicatie

Verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep o.g.v. art. 427 Sv (ingevoerd op 01.01.2002); omdat in de bestreden uitspraak art. 9a Sr is toegepast en het geen overtreding betreft van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.

Uitspraak

14 oktober 2003

Strafkamer

nr. 02376/02

EW/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 31 juli 2002, nummer 20/001306-01, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 7 maart 2001 - de verdachte ter zake van (parketnummer 01/057045-00) "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen", (parketnummer 01/050341-99) 1. en 3. telkens opleverende: "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen" en 2. "zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op andermans grond waarvan de toegang op een voor haar kenbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevinden" ten aanzien van parketnummer 01/057045-00 en parketnummer 01/050341-99 onder 1 en 3 veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede tot het verrichten van een taakstraf die bestaat uit een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair zeventig dagen hechtenis en ten aanzien van parketnummer 01/050341-99 onder 2 bepaald dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij afgewezen.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1. Het bestreden arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 31 juli 2002 heeft voor wat betreft feit 2 (parketnummer 01/050341-99) betrekking op een overtreding (art. 461 Sr); het Hof heeft ter zake van dat feit toepassing gegeven aan art. 9a Sr en bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Ingevolge het sedert 1 januari 2002 toepasselijke art. 427 Sv staat tegen arresten van de gerechtshoven betreffende overtredingen beroep in cassatie niet open indien (a) met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel werd opgelegd of (b) geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of wanneer bij het arrest twee of meer geldboetes zijn opgelegd, tot een gezamenlijk maximum - van € 250,--, tenzij het arrest een overtreding betreft van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.

3.2. Uit het onder 3.1 overwogene volgt dat tegen de bestreden uitspraak voor wat betreft de ten aanzien van feit 2 (parketnummer 01/050341-99) gegeven beslissingen geen beroep in cassatie heeft opengestaan zodat de verdachte in zoverre in het ingestelde beroep niet kan worden ontvangen.

4. Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het vorenoverwogene mee dat als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep voor wat betreft de in de bestreden uitspraak gegeven beslissingen ten aanzien van het onder parketnummer 01/050341-99 onder 2 tenlastegelegde feit;

Verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 14 oktober 2003.