Home

Hoge Raad, 06-05-2003, AF3826, 01422/01 B

Hoge Raad, 06-05-2003, AF3826, 01422/01 B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 mei 2003
Datum publicatie
6 mei 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF3826
Formele relaties
Zaaknummer
01422/01 B
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-03-2023 tot 01-10-2025] art. 116, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-03-2023 tot 01-10-2025] art. 552a

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

6 mei 2003

Strafkamer

nr. 01422/01 B

HJH/IK

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 1 mei 2001, nummer 04/051524-00, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, wonende te [woonplaats] (België).

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenstaande beschikking omschreven personenauto.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door klager. Namens deze heeft mr. A.H.M.J.F. Piëtte, advocaat te Roermond, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, omdat zij de aanspraak van klager op de personenauto, die hem in Italië is geleverd en door hem aldaar is betaald, heeft beoordeeld aan de hand van art. 3:86, derde lid, BW, terwijl naar Italiaans recht had moeten worden vastgesteld of de oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht jegens klager kan uitoefenen.

3.2. Het klaagschrift behelst een beklag tegen het voornemen van de Officier van Justitie om de onder klager inbeslaggenomen personenauto op de voet van art. 116, tweede lid onder a, Sv aan een derde-belanghebbende terug te geven en houdt tevens een verzoek in tot teruggave aan klager van de personenauto.

3.3. De Rechtbank heeft, voorzover hier van belang, in de bestreden beschikking als volgt overwogen:

"Uit de processtukken volgt, dat [betrokkene 1], [a-straat 1] te [woonplaats] als gebruiker (voertuighouder was Leasing Company [A] te [vestigingsplaats]) van het inbeslaggenomene op 20 mei 1999 het bezit daarvan door diefstal heeft verloren, zodat zich in casu de omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:86, lid 3, van het Burgerlijk Wetboek, te weten dat de eigenaar (of zijn rechtsopvolger) het onderhavige inbeslaggenomen goed gedurende 3 jaren, te rekenen vanaf de dag van de diefstal af, als zijn eigendom kan opeisen. Nu [klager] de betreffende personenauto niet bij een reguliere autohandel heeft gekocht en gelet op de omstandigheden waaronder de koop en de overdracht van de personenauto hebben plaatsgevonden, doet zich niet een van de in dat artikellid bedoelde uitzonderingen daarop voor (...).

Blijkens een fax van 15 maart 2000 met opschrift

Attestazione di resa denunzia is verzekeringsmaatschappij "UNIVERSO", AG 67 Uniconsult te Rome getreden in de rechten op het inbeslaggenomene.

Nu op grond van het vorenstaande moet worden gezegd dat teruggave aan verzekeringsmaatschappij "UNIVERSO", Agentschap Uniconsult te Rome op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord moet worden geacht, dient het beklag ongegrond te worden verklaard."

3.4. In een geval als het onderhavige - waarin het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en de Officier van Justitie heeft medegedeeld voornemens te zijn de inbeslaggenomen zaak te doen teruggeven aan een ander dan de beslagene - zal de rechtbank moeten beoordelen of die ander redelijkerwijs als rechthebbende op de zaak kan worden aangemerkt. Bij de beantwoording van die vraag zal de rechter niet behoren te treden in de beslechting van burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties, maar daarbij zal hij wel civielrechtelijke aspecten mogen betrekken (vgl. HR 2 maart 1993, NJ 1993, 662). De door het middel verdedigde opvatting dat naar Italiaans recht had moeten worden vastgesteld of de oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht jegens klager kan uitoefenen vindt derhalve geen steun in het recht.

3.5. Het middel faalt.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2003.