Home

Hoge Raad, 20-11-2001, AD4585, 03625/00 B

Hoge Raad, 20-11-2001, AD4585, 03625/00 B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 november 2001
Datum publicatie
17 januari 2002
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AD4585
Formele relaties
Zaaknummer
03625/00 B
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 94, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 94a, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552a

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

20 november 2001

Strafkamer

nr. 03625/00 B

AS/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg van 19 september 2000, nummer 12/000043-00, op een beklag als bedoeld in

artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:[klager], geboren te [geboorteplaats] (Tunesië) op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenvermelde beschikking omschreven goederen.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door klager. Namens deze heeft mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking

3.1. De stukken waarvan de Hoge Raad kennis neemt, houden in dat, voorzover in cassatie nog van belang, onder de klager op de voet van art. 94a Sv een geldsbedrag van 1.660.000 Belgische Franken in beslag is genomen.

Daartegen is het beklag gericht. De Rechtbank heeft dit beklag ongegrond verklaard en daartoe onder meer

overwogen:

"Uit het onderzoek in raadkamer is voorts aannemelijk geworden dat tijdens de huiszoeking op 13 juni 2000 onder [klager] voornoemd een bedrag van Bfr. 1.660.000,00 in beslag is genomen. Het lid van de enkelvoudige kamer is met de officier van justitie van oordeel dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van voornoemd bedrag aan

klager, aangezien het in dit geval niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen gelden verbeurd zal verklaren."

3.2. Aldus oordelend heeft de Rechtbank miskend dat het hier een beslag op de voet van art. 94a Sv betrof, zodat de door haar te hanteren maatstaf niet was of zich al dan niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen gelden verbeurd zal verklaren, maar of zich al dan niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een geldboete tot minstens die hoogte zal opleggen danwel aan de verdachte de verplichting tot betaling van een geldsbedrag tot minstens die hoogte ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor onder 3.2 is overwogen brengt mee dat het middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden beschikking;

Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te

's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier W.J.V. Spek, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

20 november 2001.