Home

Hoge Raad, 16-06-1998, ZD1194, 107.834

Hoge Raad, 16-06-1998, ZD1194, 107.834

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 juni 1998
Datum publicatie
4 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:1998:ZD1194
Zaaknummer
107.834
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 247, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-03-2023 tot 01-10-2025] art. 164

Inhoudsindicatie

Ontucht met iemand onder 16 jaar (meermalen gepleegd), art. 247 Sr. 1. Voldaan aan klachtvereiste door aangifte slachtoffers bij politie en schriftelijke verzoeken slachtoffers aan hulp OvJ om tegen verdachte strafvervolging te doen instellen? Art. 164.1 en 165.1 Sv. 2. Opsporingsonderzoek en inverzekeringstelling toegestaan als geen klacht is gedaan?

Ad 1. Ex art. 164.1 Sv bestaat klacht uit aangifte en verzoek tot vervolging, terwijl ex art. 165.1 Sv uitsluitend OvJ en hulp OvJ bevoegd zijn tot ontvangen klacht. In bestreden uitspraak besloten liggend oordeel Hof dat OvJ ontvankelijk is in vervolging nu tijdig klacht is gedaan door slachtoffers, geeft niet blijk van verkeerde rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Tot nadere motivering van zijn oordeel was Hof niet gehouden, nu ter zake ttz. geen verweer is gevoerd.

Ad 2. Het belang van klachtgerechtigde, dat ongewenste ruchtbaarheid - die door de door het delict getroffene als pijnlijk wordt ervaren - wordt vermeden, brengt in beginsel mee dat ook onderzoek ter voorbereiding van vervolging achterwege blijft indien geen klacht is gedaan. Die regel lijdt evenwel uitzondering indien klachtgerechtigde - naar uit ’s Hofs vaststellingen in de gebezigde b.m. blijkt door het doen van aangifte - te kennen heeft gegeven een zodanig onderzoek te wensen (vgl. HR NJ 1978/692).

Volgt verwerping.

Uitspraak

16 juni 1998

Strafkamer

nr. 107.834

LD

Arrest

op het beroep in cassatie

tegen een arrest van het

Gerechtshof te Leeuwarden

van 30 juni 1997 in de

strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].

1 De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 14 maart 1996 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair tenlastege-legde en hem voorts ter zake van 1 meer subsidiair "met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ontuchtige

handelingen plegen, meermalen gepleegd" en 2 subsidiair "met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf.

2 Het cassatieberoep

2.1.

Het beroep - dat zich kennelijk niet richt tegen de gegeven vrijspraken - is ingesteld door de verdachte. Van deze is ter griffie van de Hoge Raad een geschrift ingekomen, hetwelk niet kan worden beschouwd als een schriftuur houdende middelen van cassatie.

2.2.

Namens de verdachte heeft mr R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3 De conclusie van het Openbaar Ministerie

De Advocaat-Generaal Van Dorst heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4. Beoordeling van het eerste middel

4.1.

De strafvervolging is aangevangen op 31 oktober 1995 door het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg, welke dagvaarding behoort tot de aan de Hoge Raad op de voet van art. 433, derde lid, Sv toegezonden stukken.

4.2.

De aan de Hoge Raad toegezonden stukken houden voorts in dat:

(i) het slachtoffer [slachtoffer 1] op 22 december

1994 ten overstaan van [betrokkene 1] , hoofdagent van politie Drenthe, district Zuid-Oost en [betrokkene 2] , inspecteur van politie Drenthe, district Zuid-Oost aangifte heeft gedaan van ontuchtige handelingen begaan door de verdachte;

(ii) het slachtoffer [slachtoffer 1] op 8 april 1995 schriftelijk aan [betrokkene 3] , hulpofficier van justitie te Heerenveen, heeft verzocht om tegen de verdachte een strafvervolging te doen instellen;

(iii) het slachtoffer [slachtoffer 2] op 3 februari 1995 ten overstaan van [betrokkene 4] , brigadier van poli tie, Regio Friesland, Eenheid criminaliteitsbeheersing Heerenveen, aangifte heeft gedaan van ontuchtige handelingen begaan door de verdachte;

(iv) het slachtoffer [slachtoffer 2] op 8 april 1995

schriftelijk aan [betrokkene 3] , hulpofficier van justitie te Heerenveen, heeft verzocht om tegen de verdachte een strafvervolging te doen instellen.

4.3.

Ingevolge het bepaalde bij het eerste lid van art. 164 Sv bestaat een klacht uit een aangifte en een verzoek tot vervolging en ingevolge het bepaalde bij het eerste lid van art. 165 Sv zijn tot het ontvangen van die klacht uitsluitend de officier van justitie en de hulpofficier van justitie bevoegd.

4.4.

Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de Officier van Justitie ontvankelijk is in zijn vervolging nu tijdig klacht is gedaan door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , geeft gelet op het vorenoverwogene geen blijk van een verkeerde rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Tot nadere motivering van zijn oordeel was het Hof nu terzake ter terechtzitting geen verweer is gevoerd niet gehouden.

4.5.

Voorzover het middel bedoelt er over te klagen dat ook een opsporingsonderzoek en inverzekeringstelling achterwege hadden behoren te blijven zolang geen klacht was gedaan faalt het eveneens. Het belang van de klachtgerechtigde, dat ongewenste ruchtbaarheid -

die door'de door het delict getroffene als pijnlijk wordt ervaren - wordt vermeden, brengt in beginsel mee dat ook een onderzoek ter voorbereiding van een vervolging achterwege blijft indien geen klacht is gedaan. Die regel lijdt evenwel uitzondering indien de klachtgerechtigde - in dit geval door het doen van aangifte naar uit de vaststellingen van het Hof in de onder 1 tot en met 4 gebezigde bewijsmiddelen blijkt - te kennen heeft gegeven een zodanig onderzoek te wensen (HR 3 mei 1977, NJ 1978, 692) .

4.6.

Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.

5 Beoordeling van het tweede en het derde middel

6 Slotsom

7 Beslissing