Hoge Raad, 27-01-1984, AG4748 AC8284 AJ4981, 12202
Hoge Raad, 27-01-1984, AG4748 AC8284 AJ4981, 12202
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 januari 1984
- Datum publicatie
- 26 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:1984:AG4748
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:1984:AG4748
- Zaaknummer
- 12202
Inhoudsindicatie
Onrechtmatige daad. Aansprakelijkheid bestuurder motorrijtuig voor het als gevolg van een door diens schuld veroorzaakt ongeluk ontstane letsel van een persoon die buiten zijn medeweten meereed in een niet voor vervoer van personen bestemde laadruimte?
Het hof heeft tot uitdrukking gebracht dat de bestuurder niet bedacht hoefde te zijn op de aanwezigheid van mensen in de laadruimte van zijn bestelauto en in zijn verkeersgedrag dus ook niet met eventueel daaraan verbonden gevaren voor het welzijn van deze mensen rekening behoefde te houden. Hieruit heeft het hof terecht de conclusie getrokken dat het onjuiste verkeersgedrag tegenover de meerijder geen onrechtmatige daad opleverde.
Uitspraak
27 januari 1984Eerste KamerNr. 12.202AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
BEDRIJFSVERENIGING VOOR OVERHEIDSDIENSTEN ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
EISERES tot cassatie,
advocaat: Mr. J.L. de Wijkerslooth,
t e g e n
[verweerder] , wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie, advocaat: Mr. P. Mout.
1. Het geding in feitelijke instanties
De Bedrijfsvereniging heeft bij exploot van 31 mei 1979 [verweerder] gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd, dat [verweerder] , ter zake van door [betrokkene 1] opgelopen letsel bij een ongeval met een door [verweerder] bestuurde bestelauto, wordt veroordeeld tot betaling aan de Bedrijfsvereniging , voor door deze ingevolge het door [betrokkene 1] opgelopen letsel gedane uitkeringen, van f. 82.816,82, en tot vergoeding van nog in de toekomst ter zake te maken kosten.
Nadat [verweerder] tegen die vordering verweer had gevoerd, heeft de Rechtbank bij vonnis van 25 februari 1981 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de Bedrijfsvereniging hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam .
Bij arrest van 1 juli 1982 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank en het arrest van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het Hof heeft de Bedrijfsvereniging beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.De zaak is voor partijen bepleit door hun advocaten.De conclusie van de Advocaat-Generaal Ten Kate strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel In deze zaak is aan de orde de vraag van de aansprakelijkheid van de bestuurder van een motorrijtuig jegens degene die daarin meerijdt zonder dat de bestuurder dit weet, en die letsel oploopt ten gevolge van een door schuld van de bestuurder - in casu [verweerder] - veroorzaakt ongeluk met het motorrijtuig. In het gegeven geval ging het om het buiten medeweten van de bestuurder meerijden in de niet voor vervoer van personen bestemde en ingerichte laadruimte van een bestelauto.Het Hof heeft de aansprakelijkheid van de bestuurder verworpen omdat het, ervan uitgaande dat deze niet heeft geweten van de aanwezigheid van mensen in de laadruimte van de bestelauto, voor hem het toebrengen van lichamelijk letsel aan de meerijder [betrokkene 1] niet voorzienbaar achtte, wat volgens het Hof meebrengt "dat het verkeersgedrag van [verweerder] jegens [betrokkene 1] geen onrechtmatige daad oplevert" (rechtsoverwegingen 12 en 13).Het Hof heeft hiermee tot uitdrukking gebracht, dat [verweerder] niet bedacht hoefde te zijn op de aanwezigheid van mensen in de laadruimte van zijn auto, en in zijn verkeersgedrag dus ook niet met eventueel daaraan verbonden gevaren voor het welzijn van deze mensen rekening behoefde te houden.Anders dan in onderdeel a wordt betoogd, heeft het Hof hieruit terecht de conclusie getrokken dat het onjuiste verkeersgedrag van [verweerder] tegenover [betrokkene 1] geen onrechtmatige daad opleverde.Onderdeel b mist feitelijke grondslag. Aan het in de aanhef van rechtsoverweging 14 van 's Hofs arrest overwogene komt geen zelfstandige betekenis toe, als bedoeld in dit onderdeel.
4. Beslissing De Hoge Raad:verwerpt het beroep;
veroordeelt de Bedrijfsvereniging in de kosten van het geding in cassatie, welke tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] worden begroot op f. 305,45 aan verschotten en f. 1.700,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Drion als voorzitter en de raadsheren Snijders, Royer,
Martens en Van den Blink, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Ras op 27 januari 1984.