Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2412, 20-003866-18

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2412, 20-003866-18

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 april 2021
Datum publicatie
5 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:2412
Zaaknummer
20-003866-18

Inhoudsindicatie

gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003866-18

Uitspraak : 8 april 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 december 2018, in de strafzaak met parketnummer 02-800504-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,

wonende te [adres verdachte] ,

thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.

Hoger beroep

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld ter zake van (1) diefstal door twee of meer verenigde personen en (2) diefstal tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.

Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.

Namens verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden waarop het berust en met verbetering van de wettelijke voorschriften. Het hof zal in zoverre opnieuw recht doen.

Het hof vult de bewijsmiddelen, waarop de bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 berust, aan met het volgende bewijsmiddel:

- De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 maart 2021 afgelegd, voor zover inhoudende:

“Ik ben het eens met de bewezenverklaring van feit 1 en 2 zoals de politierechter deze in het vonnis van 3 december 2018 heeft opgenomen”.

In hoger beroep is voorts van de zijde van de verdediging nog verzocht om de straf te matigen.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof is van oordeel dat door en namens de verdediging niets is aangevoerd met betrekking tot hetgeen de politierechter in het kader van de strafoplegging heeft overwogen en beslist. Het hof ziet in hetgeen overigens in hoger beroep ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken geen aanleiding anders te overwegen en te beslissen en zal het vonnis waarvan beroep ook ten aanzien van de opgelegde straf bevestigen.

De wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Aldus gewezen door:

mr. G.J. Schiffers, voorzitter,

mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. A.H. Klip, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,

en op 8 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. A.H. Klip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.