Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-03-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1068, 20-001640-20

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-03-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1068, 20-001640-20

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 maart 2021
Datum publicatie
8 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1068
Zaaknummer
20-001640-20

Inhoudsindicatie

Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep

Uitspraak

Parketnummer : 20-001640-20

Uitspraak : 29 maart 2021

TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch , van 4 augustus 2020, parketnummer 01-167055-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-187945-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1981,

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Hoger beroep

Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het tenlastegelegde medeplegen van diefstal van accu’s zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging zal gelasten van de eerder onder parketnummer

01-187945-18 opgelegde voorwaardelijke straf. Verder is geëist dat ten aanzien van de inbeslaggenomen verdovende middelen de onttrekking aan het verkeer zal worden bevolen en dat de overige inbeslaggenomen goederen verbeurd zullen worden verklaard.

De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Subsidiair is betoogd dat hij in ieder geval zal worden vrijgesproken van het bestanddeel “onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking”.

Voorts is subsidiair een straftoemetingsverweer gevoerd en wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging inzake parketnummer 01-187945-18 verzocht de proeftijd te verlengen.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 26 juni 2020 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere accu's, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen accu's onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 26 juni 2020 te ’s-Hertogenbosch , tezamen en in vereniging met een ander, meerdere accu’s die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde] heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen accu's onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien.

Bewijsmiddelen 1

1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 30 juni 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [aangever] namens [benadeelde] , p. 15-17:

Ik doe aangifte van diefstal. Ik ben werkzaam als vestigingsmanager van de locatie Eindhoven van het bedrijf [benadeelde] . In deze hoedanigheid ben ik gerechtigd tot het doen van deze aangifte.

Het bedrijf [benadeelde] verhuurt machines aan derden. De hoogwerker voorzien van het kenteken [kenteken 1] was op 16 juni 2020 op de locatie te

's-Hertogenbosch door ons bedrijf afgeleverd. In de hoogwerker bevinden zich acht accu's. Aan beiden kanten van de machine bevinden zich vier accu's naast elkaar op een rij. Deze accu's zijn vuurrood van kleur.

Op 27 juni 2020 ontving ik van een politiemedewerker een e-mail op het e-mailadres van [benadeelde] , waarin de politiemedewerker mij schreef dat er in de nacht van 25 op 26 juni 2020 op de [locatie hoogwerker] accu's waren gestolen uit onze hoogwerker. Ik zag dat de politiemedewerker mij schreef dat er twee verdachten waren aangehouden op verdenking van de diefstal en dat bij hen ook accu's zijn aangetroffen. Ik zag dat er een foto van accu's op de achterbank van een auto was meegestuurd met deze e-mail. Ik herkende de accu’s op de foto direct als zijnde de accu's die wij gebruiken in onze hoogwerkers. Ik herkende deze accu's met name aan hun vuurrode kleur.

De hoogwerker is ondertussen weer retour bij [benadeelde] . Er missen vier accu's uit de hoogwerker, alle aan een kant van de hoogwerker weggenomen. Ik verzoek hierbij uitdrukkelijk teruggave van onze gestolen goederen, de accu's. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 26 juni 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [getuige] , wonende aan de [adres] , p. 18-19 afgelegd op 26 juni 2020 om 05.33 uur:

Ik werd wakker van een auto die door de straat reed. Ik hoorde dat hij verderop in de straat stopte. Ik ben opgestaan en keek door mijn slaapkamerraam waar je zicht hebt op de [locatie hoogwerker] . Ik keek schuin de straat in en zag net de achterkant van een auto stilstaan. Ik zag één persoon uitstappen vanuit de bijrijderskant. Ik zag dat hij een zwarte jas aantrok. Ik zag dat de bijrijder buiten de auto stond en zag dat hij daar even bleef staan. Hij liep het veldje over naar de parkeerplaats van de flats aan de [locatie hoogwerker] . Ik zag dat hij over een heg stapte. Ik zag dat hij tussen de geparkeerde auto’s wegdook op het moment dat er een auto passeerde. Toen de auto vertrok kwam hij achter de auto’s vandaan en stak de straat over naar de hoogwerker. Ik zag dat hij bij de hoogwerker knielde. Ik zag dat hij daar ongeveer 5 minuten bezig was bij de hoogwerker. Ik vermoedde dat hij daar iets aan het openmaken was. Hij is daarna nog even achter de hoogwerker vandaan gekomen en stak weer de straat over. Vervolgens is hij weer terug gegaan naar de hoogwerker en daar bleef die ongeveer 1 minuut achter staan. Toen is hij de straat over gestoken en liep langs de geparkeerde auto’s over het veldje naar de auto waar hij was uitgestapt. Hij stapte weer in de auto. Ik zag dat de auto richting de hoogwerker reed. Daar stapte de bijrijder weer uit. Hij liep weer naar de hoogwerker en op een gegeven moment stapte de bestuurder ook uit. Ik zag dat de bestuurder en de bijrijder iets naar de auto toe sjouwden. Ik kon niet zien wat ze precies tilden maar het leek op een kist. Ik zag dat ze hetgeen ze tilden op de achterbank van de auto zetten. De personen zijn ingestapt en weggereden richting de [adres] .

Beschrijving voertuig:

Donkere kleur, donkerblauw of zwart

Sedan uitvoering

Beschrijving Bestuurder:

1.80/1.95 lang

Tenger persoon

Zwart T-shirt

Zwarte pet

Beschrijving Bijrijder:

1.70/1.75 lang

Zwarte lange broek

Zwarte Jas

Donker haar.

3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 26 juni 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het navolgende relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 20-21:

Op 26 juni 2020, omstreeks 04.15 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , rijdend in een opvallend dienstvoertuig en gekleed in uniform, belast met de surveillance in de gemeente 's-Hertogenbosch. Op genoemde datum en tijdstip, kregen wij de opdracht van de regionale meldkamer Oost-Brabant te gaan naar de [locatie hoogwerker] . Op genoemde locatie zou een man bij een hoogwerker staan te rommelen. Wij hoorden dat de man geheel in het zwart gekleed was. Deze zou naar de bijrijderszijde van een donkerkleurige personenauto zijn gegaan. De bestuurder zou een zwart T-shirt en een petje dragen. Wij hoorden van de meldkamer dat het voertuig met de personen weggereden was richting de [adres] . Op het moment dat wij de [adres] opdraaiden, zagen wij een donkerkleurige BMW voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Wij hebben het voertuig een stopteken gegeven, waaraan deze voldeed.

Ik, verbalisant [verbalisant 1] , sprak de bestuurder aan. Dit betrof verdachte [medeverdachte] . Ik keek ondertussen van buitenaf in het voertuig en zag op de achterbank vierkante blokken met kabels er aan, vermoedelijk accu's.

Ik, verbalisant [verbalisant 2] , sprak de bijrijder. Ik vroeg hem om een legitimatiebewijs. Ik hoorde dat hij deze niet had.

Wij zagen dat de gehele achterbank vol lag met spullen. Wij zagen in het voertuig aan de bijrijderszijde een schroevendraaier in de deur zitten. Tevens zagen wij dat er vermoedelijk een zaklamp op de bijrijdersstoel lag aan de linkerzijde van de bijrijder. Wij zagen dat voor de bestuurder op het dashboard een zwarte pet had liggen en dat hij een T-shirt droeg. Wij zagen dat de bijrijder geheel in het donker gekleed was.

Beide verdachten zijn overgebracht naar het cellencomplex aan de Vogelstraat te 's-Hertogenbosch.

Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1981 te [geboorteplaats 1] .

Verdachte: [medeverdachte] , geboren op [geboortedag medeverdachte] 1992 te [geboorteplaats medeverdachte] .

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 26 juni 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het navolgende relaas van de verbalisanten

Op 26 juni 2020, omstreeks 05.05 uur, waren wij verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 5] , doende met een incident. Dit betrof een heterdaad diefstal op de [locatie hoogwerker] . Wij zagen de hoogwerker staan op de [locatie hoogwerker] . Wij liepen naar de hoogwerker toe en zagen aan de rechterzijde dat er een leeg vak was. Wij zagen dat hier draadjes met een plus en een min aan zaten. Wij zagen dat aan beide draden twee rode dopjes zaten. De hoogwerker behoort tot [benadeelde] en is voorzien van kenteken [kenteken 1] .

5. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt d.d. 26 juni 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het navolgende relaas van de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 36-37:

Op 26 juni 2020 omstreeks 04:27 uur, hielden wij te 's-Hertogenbosch, als verdachte aan:

Achternaam: [verdachte]

Voornamen: [verdachte]

Geboren: [geboortedag 1] 1981

Geboorteplaats: [geboorteplaats 1]

Op 26 juni 2020, omstreeks 04.00 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , belast met de surveillance in de gemeente 's-Hertogenbosch. Wij waren gekleed in uniform van politie en reden in een opvallende dienstauto. Omstreeks 04.16 uur, kregen wij het verzoek van de meldkamer centralist om te gaan naar de [locatie hoogwerker] . De melder gaf aan dat er een persoon in het zwart gekleed bij een hoogwerker stond te rommelen. Wij hoorden via de portofoon dat de persoon in een donkere personenauto als bijrijder was gestapt. Collega's zagen het voertuig rijden op de [adres] en gaven het voertuig een stopteken.

Wij zagen een zwarte BMW voorzien van kenteken [kenteken 2] staan. Wij zagen dat onze collega's het voertuig controleerden. Wij liepen naar het voertuig en wij zagen op de achterbank vier grote accu's liggen.

6. De kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 26 juni 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het navolgende, p. 8-9:

Inbeslagneming

Plaats: [politiebureau]

Datum en tijd: 26 juni 2020 te 05:52 uur

Reden: diefstal d.m.v. braak/verbreking/inklimming etc.

Grondslag: 94 lid 1 Sv - De waarheid aan de dag brengen

Omstandigheden: Aangetroffen tijdens de insluitingsfouillering.

Beslagene

Achternaam : [verdachte]

Voornamen: [verdachte]

Geboren: [geboortedag 1] 1981

Geboorteplaats: [geboorteplaats 1]

Goednummer: PL2100-2020142095-1678031

Categorie omschrijving: Gereedschap

Object: Handgereedschap (Ratelsleutel)

Bijzonderheden: en vier opzetstukken

Goednummer: PL2100-2020142095-1678032

Categorie omschrijving: Gereedschap

Object: Handgereedschap (Sleutel)

Bijzonderheden: Ringsleutel 13

7. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de politierechter te

De BMW is van mijn vriendin, [vriendin verdachte] . Ik mag er niet in rijden, want ik heb geen rijbewijs. [medeverdachte] kwam naar mij toe met een klus. We zijn met de BMW gegaan en [medeverdachte] reed. Toen we op de locatie aankwamen, hebben we samen de accu’s in de auto gelegd. Het klopt dat de accu’s in de auto op de achterbank lagen. Het klopt dat wij de accu’s hebben gedemonteerd.

Bewijsoverwegingen

Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat er geen sprake is van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, omdat de verdachte ervan uitging dat het een normale klus was. De verdachte heeft van meet af aan tegenover de politie verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte] bij hem kwam met een spoedklus, waarbij er iets moest worden gedemonteerd. De medeverdachte had een A4-tje bij zich waarop de klus stond vermeld. De verdachte mocht er daarom op vertrouwen dat het in orde was, ook al was het midden in de nacht. Het A-4tje is destijds getoond aan de politie, zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 20 van het politiedossier. De verdachte is werkzaam in de bouw en vond het daarom niet raar dat hij werd gevraagd. Gelet op alle feiten en omstandigheden is het verhaal van de verdachte niet onaannemelijk en is er sprake van gerede twijfel, aldus de raadsman. Subsidiair is bepleit dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van braak of verbreking.

Het hof overweegt als volgt.

Uit de stukken in het dossier blijkt dat de verdachte op 26 juni 2020 bij de politie heeft verklaard dat de medeverdachte bij hem langs kwam met papieren, dat die jongen een baantje had waarbij hij spullen moest ophalen en afgooien en dat de verdachte is meegegaan om te sjouwen. Hierbij past bezwaarlijk dat bij de uitvoering van de “klus” gebruik is gemaakt van de personenauto van de vriendin van de verdachte. Kennelijk beschikte de medeverdachte niet over een auto in verband met zijn beweerdelijke baantje. De medeverdachte bestuurde de auto, want de verdachte had geen geldig rijbewijs.

Ook opmerkelijk is dat de “klus” niet overdag werd uitgevoerd, maar zonder enige begrijpelijke reden midden in de nacht. Daarbij hebben de verdachte en de medeverdachte heimelijk geopereerd: De getuige [getuige] , die wakker werd door de auto van de verdachten, heeft immers gezien dat de auto aanvankelijk op geruime afstand van de hoogwerker werd geparkeerd. De bijrijder, te weten de verdachte, stapte uit en liep vervolgens over een veldje, klom over een heg en ging richting de hoogwerker. De getuige zag dat de verdachte tussen de geparkeerde auto’s wegdook op het moment dat er een auto passeerde. Na een tijdje rommelen bij de hoogwerker liep de verdachte terug naar de auto en stapte in. Daarop reed de auto richting de hoogwerker. Kennelijk was het dus ook mogelijk om dichtbij de hoogwerker te parkeren, hetgeen de vraag oproept waarom de verdachten - als het ging om een normale klus zoals de verdachte stelt - dat niet direct hebben gedaan.

Weliswaar is door de verdachten op 26 juni 2020 aan de politie een brief getoond, maar verbalisant [verbalisant 1] relateert op pagina 20 van het politiedossier dat hij het vermoeden had dat de verdachten de brief zelf hadden gemaakt. De verdachte heeft tegenover de politie verder ook geen nadere verklaring/uitleg willen geven over zijn handelen van die nacht. Ook vermeldt verbalisant [verbalisant 1] in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 20 dat de medeverdachte op een vraag van de politie antwoordde dat hij de spullen had opgehaald bij een loods, hetgeen apert in strijd was met de waarheid.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij dacht dat het een normale klus was. Het hof acht wettig én overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte

[medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een viertal accu’s.

Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt het hof af dat voor het wegnemen van de accu’s uit de hoogwerker gebruik moest worden gemaakt van gereedschap. In de auto van de verdachte en ook in zijn kleding is immers handgereedschap aangetroffen, terwijl de politie op de plek waar de accu’s waren verwijderd uit de hoogwerker draadjes zag hangen. Hieruit leidt het hof af dat de accu’s door de verdachte zijn verwijderd van de kabels waaraan zij vast zaten. Door zo te handelen hebben de verdachte en medeverdachte de accu’s onder hun bereik gebracht door middel van verbreking.

Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.

Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die zijn vermeld in de bovenstaande bewijsmiddelen stelt het hof vast dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte. Het hof acht derhalve bewezen dat het feit door de verdachte tezamen en in vereniging met een ander is gepleegd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen sanctie

Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een minder ernstige vorm van diefstal, omdat volgens de raadsman geen sprake zou zijn van braak of verbreking. Wat betreft de aard en omvang van de op te leggen straf is betoogd dat moet worden aangesloten bij het LOVS-oriëntatiepunt voor de diefstal van een fiets. Nu sprake is van recidive, ligt de oplegging van een geldboete van € 300,= en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken in de rede, aldus de raadsman.

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd, omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, onvoldoende tot uitdrukking komt. Het hof ziet gelet hierop dan ook zeker geen aanleiding om aansluiting te zoeken bij het LOVS-oriëntatiepunt voor diefstal van een fiets, zoals door de raadsman is bepleit.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij samen met een ander in de nacht meerdere accu’s uit een hoogwerker heeft gestolen. Dit feit heeft schade teweeg gebracht voor zowel de verhuurder als de huurder van de hoogwerker en tevens overlast en ergernis veroorzaakt. Door het ontbreken van de accu’s zal de hoogwerker immers enige tijd niet bruikbaar zijn geweest voor de huurder, waardoor de uitvoering van diens werkzaamheden vertraging zal hebben opgelopen en de bedrijfsvoering zal zijn verstoord. De verhuurder heeft de hoogwerker moeten ophalen.

Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 januari 2021, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van diefstal. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.

Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de recidive, acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 4 weken, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de handgereedschappen en handschoen die tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte bij hem zijn aangetroffen, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Immers gaat het om voorwerpen met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft bij deze beslissing rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Het hierna te noemen in beslag genomen gripzakje met daarin verdovende middelen, dat eveneens tijdens de insluitingsfouillering bij de verdachte is aangetroffen (kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 26 juni 2020, p. 5 van politiedossier), is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf aangetroffen en van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 15 februari 2019 onder parketnummer 01-187945-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de verdachte zich als veroordeelde voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast. Een verlenging van de proeftijd, zoals de raadsman is verzocht, is niet aan de orde reeds omdat de proeftijd inmiddels is verlopen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op artikel 13a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

1. verdovende middelen (G1678030 / 1 gripzakje).

Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

2. 1 stuk handgereedschap (G1678031 / ratelsleutel met vier opzetstukken)

3. 1 stuk handgereedschap (G1678032 / ringsleutel 13; chroom)

4. 1 handschoen (G1678033 / grijs met oranje).

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 15 februari 2019, parketnummer

01-187945-18, te weten van: een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.

Aldus gewezen door:

mr. S.V. Pelsser, voorzitter,

mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,

en op 29 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.