Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-10-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4235, 17/00397

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-10-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4235, 17/00397

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
11 oktober 2018
Datum publicatie
5 december 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:4235
Formele relaties
Zaaknummer
17/00397
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 229b

Inhoudsindicatie

Geen overschrijding opbrengstlimiet als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet. Belanghebbendes grief dat de tariefstelling leidt tot onredelijke en willekeurige belastingheffing slaagt evenmin. De aanslag leges wordt gehandhaafd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00397

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de Gemeente [X] ,

hierna: de Heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 april 2017, nummer BRE 15/7713, in het geding tussen

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde aanslag leges.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 10 maart 2015 een (definitieve) aanslag leges ter hoogte van € 498.993,12 opgelegd ter zake van de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een Hotel-Restaurant met vergaderaccommodatie en parkeerplekken in de gemeente [X] (hierna: de aanslag). De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de aanslag vernietigd. De Rechtbank heeft daarbij de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Tijdens na te vermelden onderzoek ter zitting heeft belanghebbende het incidenteel hoger beroep ingetrokken, omdat zij door de Rechtbank geheel in het gelijk is gesteld en dus het incidenteel hoger beroep voor haar niet tot een beter resultaat kan leiden. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd in het incidenteel hoger beroep wordt aangemerkt als deel van het verweer.

1.5.

Partijen hebben op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vóór de zitting stukken ingediend, die door de griffier zijn verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 16 maart 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn toen verschenen en gehoord de heren [A] en [B] namens belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [C] , [D] en [E] .

1.7.

De Heffingsambtenaar heeft ter zitting een machtiging overgelegd aan het Hof. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft tevens een formulier proceskosten overgelegd.

1.8.

Het Hof heeft het onderzoek aan het einde van de zitting gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende heeft op 29 december 2014 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een hotel-restaurant met vergaderaccommodatie aan [adres] 8 te [plaats] (hierna: het bouwwerk).

2.2.

De omgevingsvergunning is op [datum] 2015 verleend.

2.3.

Bij openbare vergadering van 13 november 2013 heeft de raad van de gemeente [X] de ‘Verordening op de heffing en invordering van leges 2014’ vastgesteld (hierna: Legesverordening 2014). De Legesverordening 2014 is op 23 november 2013 op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Bij openbare vergadering van 10 maart 2014 heeft de raad van de gemeente [X] de ‘Verordening op de heffing en invordering van leges 2014-1’ vastgesteld (hierna: Legesverordening 2014-1). De Legesverordening 2014-1 is op 13 maart 2014 op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

2.4.

Op grond van de Legesverordening 2014-1 worden leges geheven voor het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag. Met dagtekening 10 maart 2015 is voor het in behandeling nemen van de onder 2.1 vermelde aanvraag aan belanghebbende een legesfactuur gestuurd van € 498.993,12 (de aanslag).

2.5.

De aanslag is berekend op basis van het tarief zoals opgenomen in hoofdstuk 8.3 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2014-1 (hierna: de Tarieventabel):

‘8.3 Omgevingsvergunning

8.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit (...), bedraagt het tarief: (...)

8.3.1.1.6 Indien de bouwkosten € 5.000.000 of meer bedragen: € 140.820,00 vermeerderd met: 2,60% van de bouwkosten minus € 5.000.000, met een maximum van € 650.000,00.’.

2.6.

De aanslag is gebaseerd op een bouwkostenbedrag van € 18.775.889,20. Dit bedrag is berekend op grond van bijlage 1 van de Tarieventabel (hierna: de Bouwkostentabel). Daarbij is voor het grootste deel van het bouwwerk (13.650 m²) de bouwkostennorm voor ‘Restaurants, cafés, cafetaria's en hotels (horeca)’ van € 1.315 per m² toegepast (onderdeel 3.8 van de Bouwkostentabel). Voor de overige 1.538,8 m² is de bouwkostennorm voor ‘Parkeergarage bovengronds’ respectievelijk ‘Parkeergarage ondergronds’ van € 303 per m² respectievelijk van € 549 per m² (onderdelen 3.19 en 3.20 van de Bouwkostentabel) toegepast. De werkelijke bouwkosten bedragen ongeveer € 11.920.000. De genormaliseerde kosten berekend volgens het Nederlands Bouwkosten Instituut bedragen € 13.233.826,80. Bij zijn brief van 5 maart 2018 heeft de Heffingsambtenaar pagina’s uit de KengetallenKompas Bouwkosten 2014 overgelegd, waaruit voor een driesterrenhotel volgt dat de bouwkosten voor een BVO € 1.218 tot € 1.449 bedragen en voor een viersterrenhotel € 1.416 tot € 1.785.

2.7.

De Heffingsambtenaar heeft een notitie van 16 juni 2015 overgelegd met als onderwerp ‘Toelichting kostentoerekening leges 2014 en specificatie relevante pagina's uit de Programmabegroting 2014 en Jaarstukken 2014’ (hierna: de notitie). De notitie bevat de volgende bijlagen:

- ‘ Kostendekkendheid legesverordening 2014.1’

Dit overzicht geeft per legescategorie de geraamde baten en lasten weer alsmede de daaruit volgende kostendekkingspercentages. Dit overzicht vermeldt een kostendekkingspercentage voor de gehele Legesverordening 2014-I van 80,07% met als baten € 10.920.100 en als lasten € 13.637.400;

- ‘ Tarieven Salariskosten 2014 per functieschaal per fte’

- ‘ Opslag indirecte kosten en overhead tbv bouwleges’;

- ‘ Opbouw toegerekende kosten: Bouwen’

In de notitie wordt verwezen naar pagina's uit de Programmabegroting 2014 en de Jaarstukken 2014. Zowel de Programmabegroting 2014 als de Jaarstukken 2014 zijn in hoger beroep overgelegd. Voorts heeft de Heffingsambtenaar bij zijn brief van 2 maart 2017 overgelegd een kostenverdeelstaat Legesverordening van 26 pagina’s met een kostenverdeling inzake de leges.

2.8.

In de Programmabegroting 2014 heeft de gemeenteraad ten aanzien van de kostendekkendheid van de legesverordening (uitsluitend) het volgende opgenomen (pagina 183):

‘Bouwleges

Bij de bouwleges gaan we uit van 100% kostendekkendheid, dat betekent een verhoging van de bouwleges met 1,1%. De opbrengst begroten we op € 5,7 miljoen.

Kostendekkendheid Legesverordening

Het dekkingspercentage van de totale legesverordening mag (wettelijk) maximaal 100% bedragen. Individuele leges mogen wel een overdekking kennen maar alle leges gezamenlijk mogen maximaal 100% van de kosten dekken. Voor 2013 bedroeg dit overallpercentage 73%. Voor 2014 is sprake van een 77,8% kostendekkendheid.’.

In de Jaarstukken 2014 (blz. 221) is voorts opgenomen, dat van de totale programmakosten 80,4% directe programmakosten zijn en 19,6% overheadkosten.

Omdat in de Programmabegroting 2014 de geraamde baten en lasten ter zake van de leges niet zijn opgenomen, heeft de raad van de gemeente [X] ervoor gekozen om in de bij de legesverordeningen behorende Memorie van Toelichting de kostendekkendheid van de leges op te nemen. Voor de Legesverordening 2014 bedragen de geraamde lasten € 13.637.000 en de geraamde baten bedragen € 10.614.000 met een kostendekkendheid van 77,8%. Voor de Legesverordening 2014-1 zijn in de Memorie van Toelichting de geraamde lasten van € 13.637.000 en de geraamde baten € 10.920.000 opgenomen. De kostendekkendheid wijzigt hierdoor van 77,8% (afgerond 78%) naar 80,07% (afgerond 80%). De Legesverordening 2014-1 is vastgesteld, omdat onder meer de door het Rijk vastgestelde tarieven voor paspoorten en rijbewijzen later worden vastgesteld dan het moment waarop de legesverordening voor het jaar daarna wordt vastgesteld.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil in hoger beroep betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Had de Rechtbank bij de tussenuitspraak de Heffingsambtenaar in de gelegenheid moeten stellen de Programmabegroting 2014 over te leggen alvorens uitspraak te doen of had de Rechtbank de zaak moeten terugwijzen naar de Heffingsambtenaar om opnieuw uitspraak op bezwaar te kunnen doen?

II. Moet de aanslag worden vernietigd, omdat de opbrengstlimiet als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet is overschreden?

III. Moet de aanslag worden vernietigd, omdat de tariefstelling leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing?

IV. Staat het de gemeente vrij de leges te berekenen op basis van een bouwsom die volgt uit de Bouwkostentabel?

De Heffingsambtenaar beantwoordt vragen I en IV bevestigend en vragen II en III ontkennend. Belanghebbende verdedigt een tegenovergestelde beantwoording.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Belanghebbende heeft tijdens het onderzoek ter zitting verklaard dat het vermelde in incidenteel hoger beroep moet worden opgevat als verweer en dat het incidenteel hoger beroep wordt ingetrokken.

4 Gronden

5 5. Beslissing