Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1764, 16/03781
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1764, 16/03781
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 april 2017
- Datum publicatie
- 20 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1764
- Zaaknummer
- 16/03781
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een uit Duitsland afkomstige auto. In geschil is of de auto is aan te merken als een gebruikte personenauto in de zin van artikel 10, lid 1, van de Wet BPM. Reeds het feit dat ten tijde van de aangifte en registratie in Nederland met de auto 2.267 kilometer is gereden, kan naar het oordeel van het Hof tot geen andere conclusie leiden dan dat de auto niet een nieuwe personenauto betreft. Of de auto gebruikssporen vertoonde en of belanghebbende de auto in de maanden voorafgaand aan de registratie bewust en opzettelijk kilometers heeft laten maken, is niet ter zake doende.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03781
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 2 augustus 2016, nummer BRE 14/1965, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikking belastingrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 september 2013, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 4.806 aan belasting (hierna: de naheffingsaanslag). Voorts is bij beschikking belastingrente ten bedrage van € 106 in rekening gebracht. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Belanghebbende heeft bij brief van 26 maart 2014 beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van de Inspecteur om uitspraken op bezwaar te doen. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328. Hangende het beroep heeft de Inspecteur alsnog uitspraken op bezwaar gedaan, waarbij de naheffingsaanslag is verminderd tot € 3.806 aan belasting en de beschikking belastingrente is verminderd tot € 88. Voorts is een vergoeding voor de kosten van bezwaar toegekend van € 243. De Rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet‑ontvankelijk verklaard, het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard, de Minister van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 500 en gelast dat de Minister van Veiligheid en Justitie het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 328 aan haar vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503.
De Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vóór de zitting een nader stuk getiteld ‘Verweerschrift’ ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 22 februari 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , adviseur te [B] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door de heren [C] (deskundige) en [D] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [E] , [F] en [G] .
Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft een personenauto van het merk [automerk] , [type] , met identificatienummer [nummer] (hierna: de auto), gekocht van [H] in Duitsland. Daarbij is mondeling overeengekomen dat de verkoper de auto als demonstratie-auto mag gebruiken tot het moment dat de auto aan belanghebbende zal worden geleverd. De auto is op [datum 1] 2012 op naam van belanghebbende in het Duitse kentekenregister geregistreerd.
De factuur betreffende de aankoop van de auto is gedagtekend [datum 2] 2012 en vermeldt een aankoopprijs van € 43.750. Daarbij is tevens vermeld dat de auto een ‘Gebraucht Fahrzeug’ betreft.
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto in Nederland op 24 april 2012 aangifte BPM gedaan. De auto had toen een kilometerstand van 2.267. Bij de controle door de RDW zijn geen gebruikssporen geconstateerd. De registratie heeft plaatsgevonden op [datum 3] 2012.
De aangifte vermeldt een te betalen bedrag aan BPM van € 8.953. Belanghebbende is er hierbij van uitgegaan dat de auto een gebruikte auto als bedoeld in artikel 10 Wet BPM betreft. Belanghebbende heeft de bruto‑BPM en de verschuldigde BPM als volgt berekend:
Netto catalogusprijs zonder extra accessoires/opties € 46.825
Bijtelling accessoires/opties € 2.538
Netto catalogusprijs € 49.363
11,1% € 5.479
Brandstoftoeslag € 1.900
CO2-toeslag (158 g/km) € 6.480
Bruto BPM € 13.859
Historische nieuwprijs € 72.732
Inkoopwaarde volgens koerslijst € 46.963
Afschrijving € 25.769 = 35,4%
Bruto BPM € 13.859
Afschrijving 35,4% € 4.906
Te betalen BPM € 8.953.
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto nieuw en ongebruikt is en heeft een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 13.759. De Inspecteur is hierbij uitgegaan van een netto catalogusprijs van € 48.464 inclusief accessoires/opties:
11,1% x € 48.464 € 5.379
Brandstoftoeslag € 1.900
CO2-toeslag (158 g/km) € 6.480
Bruto BPM € 13.759.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de bruto BPM vastgesteld op € 12.759 omdat ten onrechte geen rekening was gehouden met de Euro 6 korting van € 1.000 op de bruto BPM.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Is de auto aan te merken als een gebruikte personenauto in de zin van artikel 10, lid 1, van de Wet BPM?
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Niet in geschil is, dat bij bevestigende beantwoording van de vraag, de naheffingsaanslag moet worden vernietigd.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting hebben partijen hieraan het volgende toegevoegd:
Belanghebbende (gemachtigde):
- Hetgeen aan het einde van mijn pleitnota is vermeld betreffende de Fahrzeugbrief is onjuist en dat trek ik in.
- Ik verzoek om vergoeding van proceskosten voor de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep.
- Indien het Hof beslist dat sprake is van een gebruikte auto, beroep ik mij primair op de waarde volgens de koerslijst en dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd. Subsidiair beroep ik mij op de forfaitaire afschrijvingstabel; de verschuldigde BPM bedraagt dan € 11.830.
Belanghebbende (deskundige):
- Belanghebbende is geen autohandelaar; zij verhuurt bungalows.
- De beste referentie is een demonstratie-auto.
- De Inspecteur noemt een korting van 7%. Dat is niet in alle gevallen gebruikelijk. Soms wordt er zelfs meer dan de nieuwprijs betaald, indien er sprake is van schaarste. Er kan ook korting zijn gegeven voor het gebruik als demonstratie-auto.
De Inspecteur:
- Belanghebbende heeft eigenlijk gewoon de nieuwprijs betaald in Duitsland, rekening houdend met een korting van € 3.500. Dat is heel gebruikelijk tussen handelaren.
- Ook al is belanghebbende geen autohandelaar, dan nog is een korting van 7% heel gebruikelijk als je niets inruilt.
- Misschien is de auto helemaal niet gebruikt als demonstratie-auto maar is de kilometerteller gemanipuleerd en op 2.267 kilometer gezet. Ik weet het niet.
- Indien het Hof beslist dat sprake is van een gebruikte auto, dient de tabel te worden toegepast en niet de koerslijst.
- Voor het geval het hoger beroep gegrond wordt verklaard, ben ik akkoord met de gevraagde vergoeding voor de deskundige.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur en van de naheffingsaanslag en van de beschikking belastingrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.