Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1511, HV 200.159.293_01 en HV 200.159.293_02

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1511, HV 200.159.293_01 en HV 200.159.293_02

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 april 2015
Datum publicatie
24 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:1511
Formele relaties
Zaaknummer
HV 200.159.293_01 en HV 200.159.293_02

Inhoudsindicatie

Voorlopige getuigenverhoor. Appellant was in eerste aanleg alleen opgeroepen als getuige in het voorlopige getuigenverhoor. In hoger beroep oordeelt het hof dat appellant in eerste aanleg ten onrechte niet is aangemerkt als belanghebbende.

Uitspraak

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 23 april 2015

Zaaknummer: HV 200.159.293/01 en HV 200.159.293/02

Zaaknummer eerste aanleg: C/02/280407/HA RK 14-73

in de zaak in hoger beroep van:

[appellant],

wonende te [woonplaats]

,

appellant,

hierna te noemen: [appellant],

advocaat: mr. J.F. Bil te Oosterhout N-B,

tegen

Stichting WSG,

gevestigd te [vestigingsplaats],

verweerster,

verzoekster in eerste aanleg,

hierna te noemen: WSG,

advocaat: mr. J.H.B. Crucq te Amsterdam,

en

1 [belanghebbende 1],

wonende te [woonplaats],

2. [belanghebbende 2],

wonende te [woonplaats],

3. [belanghebbende 3]

wonende te [woonplaats],

4. [belanghebbende 4],

wonende te [woonplaats],

5. [belanghebbende 5],

wonende te [woonplaats],

6. [belanghebbende 6],

wonende te [woonplaats],

allen voormalige leden van de Raad van Toezicht van WSG,

verweerders in eerste aanleg,

belanghebbenden in hoger beroep,

hierna te noemen: de leden van de RvT,

advocaat: mr. Y. Borrius te Amsterdam (niet verschenen in hoger beroep).

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 20 mei 2014.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift d.d. 4 november 2014, gecorrigeerd op 5 november 2014, in de zaak HV 200.159.293/01 met acht bijlagen, beide ingekomen ter griffie op 4 respectievelijk 5 november 2014, heeft [appellant] verzocht voormelde beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, nietig te verklaren althans te vernietigen, kosten rechtens.

Bij beroepschrift in de zaak HV 200.159.293/02, ingekomen ter griffie op 5 november 2014, heeft [appellant] verzocht voormelde beschikking met onmiddellijke ingang te schorsen op grond van artikel 360 lid 2 Rv totdat omtrent het (voornoemde hoger beroep inzake het) verzoek tot het houden van een voorlopige getuigenverhoor d.d. 10 april 2014 bij een in kracht van gewijsde gegane uitspraak zal zijn beslist, kosten rechtens.

2.2.

De beide verweerschriften, ieder met een productie, zijn ingekomen ter griffie van het hof op 27 januari 2015. In de zaak HV 200.159.293/01 heeft WSG verzocht [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep tegen de bestreden beschikking, dan wel te oordelen dat de bezwaren van [appellant] niet tot nietigheid dan wel vernietiging van de bestreden beschikking kunnen leiden en heeft WSG verzocht het verzoek van [appellant] af te wijzen met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.

In de zaak HV 200.159.293/02 heeft WSG verzocht het verzoek van [appellant] zonder verdere afhandeling af te wijzen met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 februari 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

-

[appellant], bijgestaan door mr. Bil voornoemd;

-

WSG in de persoon van de heer [voorzitter van de raad van commissarissen], voorzitter van de raad van commissarissen, bijgestaan door mr. Crucq voornoemd en mr. L.C. Kapper.

2.3.1.

De leden van de RvT hebben geen verweerschrift ingediend noch zijn zij ter zitting verschenen. Nadat het hof telefonisch contact heeft opgenomen met hun advocaat mr. Borrius, heeft zij namens de leden van de RvT aangegeven op de hoogte te zijn van de procedure en dat, ondanks dat de belanghebbenden niet zijn opgeroepen, de mondelinge behandeling door kan gaan.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

-

de brief met bijlagen van mr. Bil d.d. 21 november 2014;

-

de brief met bijlagen van mr. Bil d.d. 23 januari 2015;

-

de ter zitting door mr. Bil en mr. Crucq overgelegde pleitnota’s.

3 De beoordeling

4 De beslissing