Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-12-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5388, F 200.150.270_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-12-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5388, F 200.150.270_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 december 2014
Datum publicatie
19 december 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2014:5388
Zaaknummer
F 200.150.270_01
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-07-2023] art. 250

Inhoudsindicatie

art.1:250 BW. Hof benoemt een bijzondere curator over de minderjarige in een geschil tussen de ouders over een omgangsregeling.

ECLI:NL:GHSHE:2015:1085 (tussenbeslissing)

ECLI:NL:GHSHE:2015:5472 (tussenbeslissing)

ECLI:NL:GHSHE:2016:3655 (eindbeslissing)

Uitspraak

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 18 december 2014

Zaaknummer: F 200.150.270/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/04/118646 / FA RK 12-1400

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. B.B. van Meersbergen-Zebregs,

tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M.J.A.P.M. Fransen.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 april 2014.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 mei 2014, heeft de vader verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te herzien (naar het hof begrijpt: vernietigen) en te bepalen dat de vader en de moeder samen het ouderlijk gezag uitoefenen over de hierna nader te noemen minderjarige [de dochter] , te bepalen dat het hoofdverblijf van [de dochter] bij de vader is en subsidiair een zorg- en contactregeling vast te leggen tussen de vader en [de dochter] van een weekend in de veertien dagen, alsmede een gedeelte van de vakanties en feestdagen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.

2.2.

Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 24 juli 2014, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans dat hoger beroep ongegrond te verklaren en de beschikking waarvan beroep waar nodig onder verbetering en/of aanvulling, te bekrachtigen, met veroordeling van de vader in de kosten van dit geding.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 december 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de vader, bijgestaan door mr. L. de Rijk, waarnemend voor mr. Van Meersbergen-Zebregs;

- de moeder, bijgestaan door mr. Fransen;

- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

-

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 14 december 2012;

-

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 oktober 2013;

-

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 februari 2014 (abusievelijk gedateerd op 20 april 2014);

-

de brief van de raad d.d. 18 juni 2014 met als bijlage het rapport van 3 juli 2013;

-

het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 19 november 2014.

3 De beoordeling

3.1.

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.

Uit hun relatie is geboren:

- [de dochter] (hierna: [de dochter] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] .

De vader heeft [de dochter] erkend.

De moeder oefent van rechtswege het gezag over [de dochter] uit.

[de dochter] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.

3.2.

Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader betreffende het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling afgewezen en de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de dochter] .

3.3.

De vader kan zich met deze beslissingen niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.4.

Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de vader en de moeder, nog afgezien van de verderstrekkende verzoeken van de vader, in hun geschil over een eventueel vast te stellen omgangs- of contactregeling tussen de vader en [de dochter] niet in staat zijn zonder tussenkomst van een derde tot enige vorm van afspraken te geraken. Nu [de dochter] klem dreigt te raken tussen de ouders, acht het hof het aangewezen om ambtshalve ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [de dochter] in deze kwestie te behartigen.

Op de zitting is de mogelijkheid tot benoeming van een bijzondere curator met de vader en de moeder besproken. Beiden hebben verklaard dat zij zich hierin kunnen vinden.

3.5.

Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, mevrouw drs. [de bijzondere curator] , orthopedagoog, te [kantoorplaats] , benoemen als bijzondere curator.

Drs. [de bijzondere curator] wordt verzocht de belangen van [de dochter] in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte. Het gaat in het bijzonder om de vraag of en zo ja op welke wijze inhoud kan worden gegeven aan een of enige vorm van contact tussen de minderjarige en de vader. Het hof verzoekt de bijzondere curator daartoe gesprekken te voeren met de ouders en de minderjarige. Het staat de bijzondere curator vrij, zij is daartoe niet verplicht, een of meerdere contacten tot stand te brengen tussen de minderjarige en de vader, bij voorkeur onder haar begeleiding.

3.6.

Het hof wijst de ouders er op dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in dit opzicht te geven instructies gevolg te geven.

3.7.

Het hof zal bepalen dat de advocaten van de ouders de bijzondere curator van adres-, e-mail en /of telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.

3.8.

Het hof verzoekt de bijzondere curator rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen.

3.9.

In afwachting van het rapport zal het hof de verdere behandeling van het onderhavige hoger beroep aanhouden tot na te melden zitting.

4 De beslissing