Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-10-2009, BK1544, 20-004172-07

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-10-2009, BK1544, 20-004172-07

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 oktober 2009
Datum publicatie
29 oktober 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2009:BK1544
Zaaknummer
20-004172-07

Inhoudsindicatie

art. 197 Sr. Beslissing tot ongewenstverklaring. Delictsomschrijving bevat het bestanddeel “op grond van een wettelijk voorschrift”. Vormt het persoonlijk gedrag van verdachte een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving? Bestanddeel niet bewezen. Vrijspraak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004172-07

Uitspraak : 27 oktober 2009

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 9 november 2007 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-800857-07 en 02-806150-07, tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1983],

wonende te [woonplaats], [adres].

Hoger beroep

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 3 juni 2008, 16 september 2008, 6 januari 2009, 14 april 2009, 19 mei 2009 en 13 oktober 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder parketnummers 02-800857-07 en 02-806150-07 ten laste is gelegd en haar ter zake zal schuldig verklaren, maar geen straf zal opleggen.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

parketnummer 800857/07:

zij op of omstreeks 22 juli 2007 te Breda, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, althans op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet, althans in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard, zulks terwijl zij, verdachte, op of omstreeks 22 juli 2007 (nog steeds) ongewenst

vreemdeling was/tot ongewenst vreemdeling was verklaard.

parketnummer 806150/07:

zij op of omstreeks 02 augustus 2007 te Breda, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, althans op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet, althans in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard, zulks terwijl zij, verdachte, op of omstreeks 2 augustus 2007 (nog steeds) ongewenst vreemdeling was/tot ongewenst vreemdeling was verklaard.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat de verdachte het onder de parketnummers 02/800857-07 en 02/806150-0 ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan wordt vrijgesproken.

Het hof overweegt hiertoe als volgt.

De delictsomschrijving van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht bevat het bestanddeel dat verdachte “op grond van een wettelijk voorschrift” ongewenst is verklaard. In de tenlasteleggingen is dit nader gespecificeerd als “op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet, althans op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet, althans in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift”.

Verdachte, die de Franse nationaliteit heeft en uit dien hoofde burger is van de Europese Unie, is bij beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) van 20 juli 2006, V-nummer 270.529.8083 tot ongewenst vreemdeling verklaard, en wel op de volgende gronden.

- Uit het uittreksel van het Justitieel Documentatieregister is gebleken dat betrokkene –kort gezegd- in 2005 bij onherroepelijke vonnissen ter zake van respectievelijk diefstal/winkeldiefstal, lokaalvredebreuk en diefstal is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.

- Daarnaast is betrokkene volgens voormeld documentatieregister recent door de officier van justitie gedagvaard wegens het vermoedelijk plegen op verschillende data van (winkel-)diefstal, heling en het voorhanden hebben van heroïne en cocaïne.

-Betrokkene is bij herhaling veroordeeld tot een gevangenisstraf; door het herhaald plegen van misdrijven veroorzaakt betrokkene overlast.

-Gelet hierop wordt aangenomen dat betrokkene een gevaar vormt voor de openbare orde, terwijl betrokkene geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet.

De bepalingen van het gemeenschapsrecht leiden er toe – en dat was ook zo ten tijde van de ongewenstverklaring van verdachte – dat een onderdaan van een andere lidstaat slechts ongewenst mag worden verklaard indien het persoonlijk gedrag van betrokkene een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.

Voor wat betreft de personele werkingssfeer bepaalt deze richtlijn dat de hiervoor genoemde waarborgen van toepassing zijn op alle burgers van de Unie, ongeacht hun verblijfstatus.

Genoemde richtlijn is met ingang van 1 mei 2006 ook omgezet in de Nederlandse wetgeving.

Uit het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep, in het bijzonder uit een bericht van de advocaat-generaal bij het ressortsparket te ’s-Hertogenbosch, d.d. 3 juni 2008 aan de voorzitter van de strafkamer, waarin dit na overleg met de IND nadrukkelijk wordt gesteld, is komen vast te staan dat de documentatie van [verdachte] geen grond bood om aan te nemen dat haar persoonlijk gedrag een actuele, reële en voldoende ernstige bedreiging vormde voor een fundamenteel belang van de samenleving.

Gelet hierop is het hof van oordeel dat de voornoemde beschikking tot ongewenstverklaring van verdachte –in ieder geval- in de periode vóór 3 juni 2008 een wettelijke grondslag ontbeerde.

Het hof overweegt voorts dat bij beschikking van de staatssecretaris van justitie, verzonden d.d. 2 april 2009, een aanvraag, ingediend door verdachte, [verdachte] tot het opheffen van haar ongewenstverklaring in de zin van artikel 68 van de Vreemdelingenwet, werd afgewezen. Daartoe werd overwogen dat op grond van recente veroordelingen van haar, in het bijzonder een veroordeling d.d. 8 december 2008 wegens diefstal met geweld, niet anders kan worden geconcludeerd dan dat zij (nog immer) een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving.

Het hof tekent hierbij aan dat blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie inzake verdachte d.d. 14 augustus 2009 de politierechter te Breda haar inderdaad op 8 december 2008 (onherroepelijk) heeft veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf wegens -kort gezegd- diefstal met geweld. Uit dat uittreksel blijkt echter niet van een (andere) veroordeling van verdachte tot zes maanden gevangenisstraf door dit gerechtshof zoals in de beschikking van de staatssecretaris is vermeld.

Die beschikking, gezien in het licht van eerdergenoemd bericht van 3 juni 2008 is derhalve gebaseerd op een gegeven , daterend van na de in de tenlasteleggingen genoemde data, 22 juli 2007 en 2 augustus 2007, hetgeen het oordeel van het hof in deze dan ook niet anders maakt.

Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat de beslissing tot ongewenstverklaring van verdachte op die twee data gegrond was op enig wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.

Nu dit bestanddeel van de tenlastelegging telkens niet bewezen kan worden, dient de verdachte te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 02/800857-07 en 02/806150-07 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Aldus gewezen door

mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,

mr. F.L. Muskens en mr. M.A.M. Wagemakers,

in tegenwoordigheid van A.J.H.M. van Baast, griffier,

en op 27 oktober 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.