Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-05-2007, BA9007, R200700436

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-05-2007, BA9007, R200700436

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 mei 2007
Datum publicatie
6 juli 2007
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2007:BA9007
Zaaknummer
R200700436

Inhoudsindicatie

Verlof verleend voor bewijsbeslag op grond van art. 1019b Rv, ingevoegd per 1 mei 2007 o.g.v. de Richtlijn 2004/48/EG, maar alleen voor zover gegrond op schending van de handelsnaam. In het onderhavige geval geen verlof voor bewijsbeslag verleend t.a.v. de grond onrechtmatige daad.

Uitspraak

DHJ

30 mei 2007

sector civiel recht

zevende kamer

rekestnummer R200700436

zaaknummer eerste aanleg: 119129/KG RK 07-313

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Beschikking

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EBM SECURITY B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

appellante,

verder te noemen: EBM,

advocaat: mr. L. Lieverse te Maastricht,

procureur: mr. L.R.G.M. Spronken,

t e g e n :

[X.],

wonende te [woonplaats],

en

[Y.],

wonende te [woonplaats],

en

de vennootschap onder firma ESQ GROUP V.O.F.,

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats],

van wie eerder genoemde geïntimeerden de vennoten zijn, verder te noemen ESQ,

geïntimeerden,

in eerste aanleg en in hoger beroep opgeroepen noch verschenen.

1. Het verloop van het geding in eerste aanleg

Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschik-king van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 24 april 2007, waarvan beroep, waarin het verzoek tot het leggen van conservatoir bewijs-beslag is afgewezen.

2. Het verloop van het geding in hoger beroep

2.1. Bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 4 mei 2007, heeft EBM onder het aanvoeren van 7 grieven verzocht, kort gezegd, voor-noemde beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.

2.2. EBM heeft desverzocht meegedeeld haar verzoek niet nader toe te willen lichten op een mondelinge behandeling en heeft uitspraak gevraagd. Deze was bepaald op 23 mei 2007 maar is vervolgens aangehouden tot heden.

3. De beoordeling

3.1. Het verzoek

3.1.1. EBM heeft, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, verzocht - kort ge-zegd - haar verlof te verlenen conservatoir (bewijs)beslag te (doen) leggen op de gehele administratie van ESQ en haar vennoten, betrekking hebbende op de jaren 2004 en 2005, alsmede op alle computerbestanden, correspondentie en agenda’s, alles betreffende de bedrijfsvoering van ESQ, alsmede de gerechtelijke bewaring van de in beslag te nemen zaken te bevelen.

3.1.2. Met het conservatoire beslag beoogt EBM de administratie en gegevens en gegevensdragers veilig te stellen, nu bij haar, zo stelt zij onder verwijzing naar inhoud van een concept-dagvaarding, gegronde vrees bestaat dat de stukken en gegevens zullen verdwijnen, indien deze niet veilig worden gesteld.

3.1.3. Het beslag dient er (nog) niet toe om inzage te verkrijgen, aldus EBM. Vei-ligstellen onder een gerechtelijk bewaarder is het primaire doel. In een te entame-ren kort geding zal EBM de inzage vorderen.

3.1.4. EBM voert in haar verzoekschrift aan dat geïntimeerden onrechtmatige da-den jegens haar hebben gepleegd. Het betreft inbreuken op het handelsnaamrecht van EBM en onrechtmatige concurrentie. Als gevolg daarvan heeft zij schade ge-leden en lijdt zij nog steeds schade.

3.2. Het oordeel van de voorzieningenrechter

3.2.1. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen op vier gronden, kort samengevat:

? de beslaglegging en bewaarneming vormt een te vergaande inbreuk op de (eigendoms)rechten van geïntimeerden;

? het verzoek, voor zover gebaseerd op het komende artikel 1019b Rv is on-voldoende onderbouwd;

? het bewijsbeslag dient ter bescherming van intellectueel eigendomsrecht en daaronder kan niet worden begrepen handelsnaamrechten terwijl bo-vendien een administratie geen op een intellectuele eigendom inbreukma-kende zaak is;

? het bewijs voor de schending van de handelsnaam kan niet worden geput uit interne administratie en artikel 6 Handelsnaamwet kent een eigen pro-cedure voor handelsnaamschending.

3.2.2. Voor zover de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de nieuwe wette-lijke regeling geen toepassing kan vinden in zaken betreffende de Handelsnaam-wet, deelt het hof die opvatting niet. Ook op zaken betreffende de Handelsnaam-wet kan artikel 1019b Rv toepassing vinden zoals reeds aanstonds blijkt uit artikel 1019 Rv: ‘Deze titel is van toepassing op de handhaving van rechten van intellec-tuele eigendom ingevolge (…) op procedures krachtens de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet (…)’, terwijl de wet twee nieuwe bepalingen invoert in de Handels-naamwet, de artikelen 6b en 6c.

3.2.3. Grief 6 is mitsdien gegrond. De beslissing van de voorzieningenrechter kan niet in stand blijven. Ingevolge de devolutieve werking van het hoger beroep zal het hof het verzoek opnieuw beoordelen.

3.3. De artikelen 843a en 162 jo 700 Rv

3.3.1. EBM heeft het verlof, naast een beroep op artikel 1019b Rv, gegrond op enerzijds de artikelen 843a Rv (exhibitieplicht) en 162 Rv (openlegging van boe-ken en bescheiden) in verbinding met de artikel 700 e.v. Rv. Betoogd wordt dat het Nederlandse recht het bewijsbeslag al kent zulks ter uitvoering van eerder ge-noemde bepalingen.

3.3.2. Voor zover verlof wordt verzocht op grond van artikel 700 e.v. Rv dient het te worden afgewezen, nu het verzochte verlof noch strekt tot verhaal noch tot af-gifte, althans geen afgifte als bedoeld in de artikelen 730 e.v. Rv. In die bepalin-gen heeft afgifte de betekenis van overdracht in haar goederenrechtelijke beteke-nis. Deze is hier niet aan de orde (maar zou in geval van merkinbreuk mogelijk wel aan de orde kunnen komen, namelijk afgifte tot vernietiging). De afgifte van bewijsmiddelen in de artikelen 843a en 162 Rv hebben een eigen, procesrechtelij-ke betekenis, in het bijzonder een inzagerecht en om gebruik te kunnen maken van de vergaarde gegevens in een procedure (vgl. HR 31 mei 2002, NJ 2003/589, subonderdeel 1.3: het inzagerecht leidt niet tot een afgifteplicht). Bovendien ver-langt EBM hier expliciet geen afgifte (in de betekenis van goederenrechtelijke overdracht), maar veiligstelling gevolgd door inzage (rechercheren is het woord dat EBM gebruikt).

3.4. Vrees voor verduistering

3.4.1. EBM heeft gesteld dat vrees voor verduistering geen voorwaarde is voor de verlening van het verzochte verlof op grond van het bepaalde in artikel 1019b Rv. Voor het hier bedoelde geval dat EBM uitdrukkelijk heeft verzocht ESC niet te horen, overweegt het hof als volgt.

3.4.2. Verwezen wordt naar artikel 7 van de Richtlijn 204/48/EG en de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, 30 392, onder artikel 1019b, waar wordt op-gemerkt:

Ingevolge artikel 1019b, derde lid, kunnen de voorlopige maatregelen tot bescherming van bewijs zo nodig worden getroffen zonder dat de weder-partij wordt gehoord. Dit zal met name gebeuren indien uitstel (…) er een aantoonbaar gevaar voor vernietiging van bewijs bestaat.

3.4.3. Naar het oordeel van het hof heeft EBM toereikende feiten en omstandig-heden gesteld die bedoelde vrees, althans het aantoonbare gevaar voor vernieti-ging aannemelijk maken.

3.5. De verdere beoordeling

3.5.1. Grief 3 keert zich tegen de volgende overweging:

Verzoekster vraagt immers beslaglegging op en bewaarneming van alle computerbestanden, correspondentie en agenda’s over de jaren 2004 en 2005. Dit is een zeer vergaande inbreuk op het eigendomsrecht van gere-kwestreerden, die immers niet alleen volstrekt onthand raken van hetgeen zij krachtens boek 2 BW en o.a. fiscale wetgeving gedurende een aantal ja-ren onder zich moeten houden, het is ook voor verzoekster een uitgelezen kans om kennis te nemen van vertrouwelijke gegevens en informatie te vergaren die zij op reguliere wijze kennelijk niet vergaren kan. Dit is de eerste reden waarom het verzoek zal worden afgewezen.

3.5.2. De grief is gegrond. De omstandigheid dat sprake is van een vergaande in-breuk en dat geïntimeerden ‘onthand’ kunnen worden, is een gevolg van de speci-ale aard van dit bewijsbeslag. Van bijzondere omstandigheden die in het onderha-vige geval aan beslaglegging in de weg zouden kunnen staan, is niet gebleken, terwijl op korte termijn in kort geding aan die bezwaren tegemoet valt te komen.

3.5.3. De voorzieningenrechter heeft zijn oordeel mede gegrond op de overweging dat schending van de handelsnaam niet kan worden geput uit interne administra-tieve bewijsstukken. Hoezeer juist, daarmee wordt tekort gedaan aan het doel van het onderhavige beslag, namelijk om gegevens te vergaren omtrent de omvang van de inbreuk en van de schade die EBM heeft geleden als gevolg van een moge-lijke handelsnaaminbreuk.

3.5.4. Ook grief 4, die opkomt tegen de overweging dat EBM haar verzoek onvol-doende heeft onderbouwd is gegrond. Het verzoek is voorshands voldoende on-derbouwd.

3.5.5. EBM heeft in het bijzonder gesteld dat geïntimeerden zich bediend hebben van handelsnamen als ECM en samenstellingen waarin deze lettercombinatie voorkomt. Naar het voorlopige oordeel van het hof levert deze stelling toereiken-de grondslag voor de gestelde handelsnaaminbreuk en de daaruit voortvloeiende schade, zodat, summierlijk is gebleken van een vorderingsrecht van EMB op geïn-timeerden.

3.5.6. Het verzochte verlof, voor zover gegrond op artikel 1019b Rv, is mitsdien toewijsbaar. De in artikel 1019b lid 4 Rv geboden bescherming is, naar het oor-deel van het hof, voldoende gewaarborgd door de bewaargeving van de in beslag te nemen gegevens als verzocht, gevolgd door een kort geding waarin, na eventu-eel gevoerd verweer, met deze bescherming rekening kan worden gehouden.

3.5.7. Het hof zal het verlof verlenen onder de hierna te melden voorwaarden en aanwijzingen. Bij uitvoerbaarverklaring op de minuut en op alle dagen en uren heeft EBM geen belang.

4. De beslissing

Het hof:

verleent EBM verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag ex artikel 1019b Rv onder geïntimeerden op de onder hen berustende administratie betrekking hebbend op de bedrijfsvoering door ESQ over de jaren 2004 en 2005, waaronder computerbestanden, correspondentie en agenda’s;

beveelt dat de inbeslaggenomen zaken in gerechtelijke bewaring zullen worden gegeven aan de besloten vennootschap Centrum Verhuizingen B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] aan de [adres], en bepaalt dat de gerechtelijk bewaarder daarvan geen inzage geeft of anderszins informatie omtrent de inhoud ter kennis brengt van EBM of derden, totdat door de voorzieningenrechter in kort geding, of door de bodemrechter, anders is bepaald;

bepaalt dat door de gerechtelijke bewaarder, al dan niet in samenwerking met een ter zake onafhankelijk deskundige, op verzoek van geïntimeerden (digitale) ko-pieën zullen worden gemaakt en dat de originele stukken daarna zo spoedig moge-lijk aan geïntimeerden worden teruggegeven onder bewaring van de kopieën;

bepaalt dat de kosten van de inbeslagneming, gerechtelijke bewaring en van het kopiëren vooralsnog ten laste van EBM zullen;

bepaalt dat de eis in hoofdzaak moet worden ingesteld binnen 14 dagen ná het (eerstgelegde) beslag;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het verzoek tot verlof voor conservatoir beslag op grond van het bepaalde in artikel 700 e.v. Rv;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Meulenbroek, Den Hartog Jager en Schaafsma-Beversluis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.