Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-04-2000, AA6028, 98/00767

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-04-2000, AA6028, 98/00767

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 april 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6028
Zaaknummer
98/00767

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 98/00767

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, achtste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid douane te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: de BPM).

De mondelinge behandeling

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 29 maart 2000 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 12 april 2000, de volgende monde-linge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

De gronden voor de beslissing

1. Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende vast.

In de bestelauto van het merk Fiat, type Tipo Diesel Van, met het ten name van belanghebbende gestelde kenteken va-11-aa is in december 1996/januari 1997 in opdracht van belanghebbende aan de linkerzijde een zijruit aangebracht, als gevolg waarvan de auto moest worden aangemerkt als een personenauto in de zin van artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM).

Voor de auto is geen nieuw kenteken opgegeven.

In juni 1997 is door douaneambtenaren bij een controle geconstateerd dat met de auto, voorzien van evengenoemde zijruit, in Nederland gebruik werd gemaakt van de openbare weg, zonder dat voorafgaande aan dat gebruik BPM was voldaan.

Ter zake daarvan is bovengenoemde naheffingsaanslag ten bedrage van ƒ 2.935,-- aan belanghebbende opgelegd.

2. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van de sub 1 genoemde feiten verschuldigdheid van BPM is ontstaan, dat deze tot het juiste bedrag is vastgesteld en dat de aanslag terecht tot belanghebbende is gericht.

Belanghebbende stelt zich evenwel op het standpunt dat naheffing in casu, gelet op de in het beroepschrift aangevoerde gronden, achterwege had moeten blijven.

3. Belanghebbende beroept zich op een mededeling van de RDW dat hij toestemming had gekregen om de linker zijruit doorzichtig te maken. Nu niet duidelijk is in welk kader die toestemming is gegeven, de RDW houdt zich immers primair bezig met de technische aspecten van de toelating van motorrijtuigen op de Nederlandse openbare weg, kan een beroep op door de RDW gewekt vertrouwen reeds op die grond niet slagen. Belanghebbende heeft niet aangeboden zijn stelling verder te onderbouwen of te bewijzen.

4. Voor de heffing van BPM is niet van belang dat de

functie en de inrichting van de auto overigens ongewijzigd

zijn gebleven en dat de zijruit om veiligheidsredenen in de

laadruimte is aangebracht. Evenmin is van belang of belanghebbende te goeder trouw was of dat hij wist dat het doorzichtig maken van de linkerzijruit verschuldigdheid van BPM tot gevolg had. Deze grieven dienen derhalve te worden verworpen.

5. De BPM is een tijdstipbelasting die verschuldigd wordt op het moment dat een aanvang wordt gemaakt met het gebruik, ongeacht het doel van dit gebruik, van de openbare weg in Nederland met een auto als de onderhavige. Zodra dit gebruik heeft plaatsgehad is terugdraaien niet meer mogelijk zodat deze grief belanghebbende niet baat.

6. Gelet op het voorgaande is het gelijk aan de Inspecteur en moet worden beslist als hiervoor vermeld.

De proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus vastgesteld op 12 april 2000 door A. Bijlsma, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 26 april 2000

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,--.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,-- verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.