Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 20-04-2012, BW5086, 22-005177-11

Gerechtshof 's-Gravenhage, 20-04-2012, BW5086, 22-005177-11

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
20 april 2012
Datum publicatie
8 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW5086
Zaaknummer
22-005177-11

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft zich voorgedaan als verkoper van twee kaarten voor het popfestival 'Lowlands' door het plaatsen van een advertentie op Marktplaats en daarbij voornoemde kaarten te koop aan te bieden, terwijl hij na voldoening van het bedrag door de benadeelde partij nooit de kaarten heeft geleverd.

Het Hof verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005177-11

Parketnummer: 09-757059-10

Datum uitspraak: 20 april 2012

VERSTEK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 15 oktober 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1986,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 april 2012.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep en subsidiair heeft hij gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.

De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 april 2008 tot en met 25 april 2008 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 150 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich met gebruikmaking van een fictief emailadres heeft voorgedaan als verkoper van twee kaarten voor het popfestival 'Lowlands' door het plaatsen van een advertentie op Marktplaats en daarbij voornoemde kaarten te koop aan te bieden, waardoor [benadeelde partij] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks 3 april 2008 tot en met 25 april 2008 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, opzettelijk een geldbedrag van 150 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als onverschuldigde betaling (kaarten Lowlands), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep

De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat de verdachte op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, nu de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en evenmin een schriftuur houdende grieven heeft ingediend.

Het hof is van oordeel dat de omstandigheden van het geval meebrengen dat het belang van het appel in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang dat is gemoeid met het verbinden van de niet-ontvankelijkheid aan het verzuim van de verdachte om zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven.

Het hof verklaart de verdachte derhalve ontvankelijk in het hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak

Op grond van het procesdossier stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. Via de website marktplaats.nl heeft de verdachte twee kaarten voor het evenement Lowlands aangeboden. De aangeefster heeft hierop gereageerd, en nadat zij met de verdachte overeenstemming had bereikt over de koop, heeft zij het overeengekomen geldbedrag overgemaakt op zijn bankrekening. De kaarten zijn vervolgens nooit geleverd.

In navolging van jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 2-11-2010, LJN BM4208) stelt het hof voorop dat het enkele aangaan van een overeenkomst en het vervolgens in gebreke blijven op zichzelf - ook indien degene die de overeenkomst is aangegaan al voorzag niet aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen - niet het aannemen van een valse hoedanigheid noch een listige kunstgreep als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.

Uit het procesdossier kan naar het oordeel van het hof niet volgen dat de verdachte een valse naam of valse hoedanigheid heeft aangenomen, danwel dat hij gebruik heeft gemaakt van een of meer listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Derhalve kan de primair tenlastegelegde oplichting niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

Voorts is het hof van oordeel dat de subsidiair tenlastegelegde verduistering evenmin kan worden bewezen omdat het door de aangeefster op voorhand overgemaakte geldbedrag door de betaling en de daaruit voorvloeiende bijschrijving op de bankrekening van de verdachte onderdeel is geworden van het vermogen van de verdachte. Dat geldbedrag behoorde op dat moment niet meer aan aangeefster toe, hetgeen voor verduistering een vereiste is. De omstandigheid dat de verdachte niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting tot levering, doet hier niet aan af.

Concluderend is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Dit arrest is gewezen door mr. G.J.W. van Oven,

mr. Chr.A. Baardman en mr. E.A. Mink, in bijzijn van de griffier mr. R. van den Bosch.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 april 2012.