Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-08-2011, BR5121, 200.088.848-01

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-08-2011, BR5121, 200.088.848-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
12 augustus 2011
Datum publicatie
22 augustus 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5121
Zaaknummer
200.088.848-01
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-07-2023], Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-07-2023] art. 253a

Inhoudsindicatie

Internationale verhuizing met kind na echtscheiding. Onder de gegeven omstandigheden en zo kort nadat partijen een allesomvattende regeling van de gevolgen van de scheiding hadden getroffen, acht het hof de verhuizing niet in het belang van de minderjarige. Belangen van ouders zijn meegewogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector civiel recht

Uitspraak : 12 augustus 2011

Zaaknummer : 200.088.848/01

Rekestnr. rechtbank : FA RK 11-2284

[appellant],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. R.J. Portegies te Amsterdam,

tegen

[geintimeerde],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. M. Lindhout te ’s-Gravenhage.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,

locatie ’s-Gravenhage,

hierna te noemen: de raad.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 27 juli 2011 (geminuteerd op 29 juli 2011) en handhaaft al hetgeen daarin is overwogen en beslist.

Bij die beschikking heeft het hof partijen verwezen naar cross border mediation en is iedere verdere beslissing aangehouden tot 13 augustus 2011 pro forma. Voorts is, in afwachting van het overleg tussen partijen, de werking van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking geschorst.

Nadien zijn de volgende stukken bij het hof ingekomen:

- een faxbericht van 3 augustus 2011 van de zijde van de vader;

- een faxbericht van 4 augustus 2011 van de zijde van de moeder;

- een faxbericht met bijlagen van 8 augustus 2011 van de zijde van de vader;

- een faxbericht met bijlage van 10 augustus 2011 van de zijde van de moeder.

Het hof heeft daarop de beschikking bepaald op heden.

VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de beslissing van de kinderrechter om de moeder toestemming te verlenen om na afloop van het schooljaar 2010-2011 met de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 2002] te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, naar Schotland te verhuizen. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige. De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.

2. De vader stelt zich in zijn beroepschrift op het standpunt dat de kinderrechter ten onrechte toestemming aan de moeder heeft verleend om met de minderjarige naar Schotland te verhuizen. Volgens de vader is de minderjarige de laatste anderhalf jaar slechts één keer twee weken op vakantie geweest in Schotland en heeft hij daar geen vriendjes. De minderjarige heeft voorts tot nu toe nog geen Engelse les gehad en zal zich in Schotland dus geconfronteerd zien met een taalachterstand, aldus de vader. Het voornaamste bezwaar van de vader tegen de verhuizing van de minderjarige naar Schotland is gelegen in het feit dat de frequentie van de omgangscontacten daardoor noodgedwongen zal worden teruggebracht naar één weekend per maand. De vader vindt de reistijd van en naar Nederland bovendien te lang voor de minderjarige en ziet niet in hoe de hoge reiskosten die gepaard gaan met de omgang betaald zouden moeten worden. De vader stelt onder meer vanwege zijn werk niet in staat te zijn om de minderjarige frequent te komen bezoeken in Schotland. De conclusie van de kinderrechter dat de moeder in Nederland erg onzeker is, klopt volgens de vader niet. Hij wijst erop dat de moeder al meer dan achttien jaar in Nederland woont en hier voldoende contacten heeft.

3. De moeder geeft in haar verweerschrift te kennen dat zij met de minderjarige naar Schotland wenst te verhuizen omdat zij in Nederland geen familie en weinig vrienden heeft en zich hier erg ongelukkig voelt. De moeder heeft de verhuizing van Nederland naar Schotland al volledig geregeld. Zo heeft zij in Schotland een parttime baan gevonden en een woning gehuurd. Zij wil nu zo snel mogelijk met de minderjarige naar Schotland vertrekken. De moeder verwacht dat de minderjarige flexibel zal reageren op zijn nieuwe woonomgeving. De minderjarige is al regelmatig in Schotland geweest en toen is gebleken dat hij snel contact maakt met andere kinderen uit de buurt. Gelet op zijn leeftijd zal de minderjarige de Engelse taal snel volledig beheersen, aldus de moeder. Het is de wens van de moeder dat de band tussen de minderjarige en de vader positief en hecht blijft en zij zal zich daar dan ook voor inspannen.

4. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder geschillen omtrent de verblijfplaats van het kind, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

5. Partijen hebben na de mondelinge behandeling van de zaak getracht om via cross border mediation afspraken te maken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor het geval de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats in Schotland heeft en voor het geval de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats in Nederland heeft. Uit de faxberichten die na afloop van de cross border mediation bij het hof zijn ingekomen, blijkt dat partijen er niet in zijn geslaagd om dergelijke afspraken te maken. Er lag een concept overeenkomst voor, die door de advocaat van de vader is overgelegd. De moeder staat achter de inhoud daarvan. De vader heeft er op gewezen dat die overeenkomst niet uitvoerbaar is: door de verhuizing zal de moeder niet meer in staat zijn bij te dragen in de financiële regeling die de ouders hebben getroffen met het oog op de betaling van de hypotheeklasten, verbonden aan de voormalige echtelijke woning, die nog altijd niet is verkocht. Het gevolg daarvan zal zijn dat de vader die kosten voor zijn rekening zal moeten nemen en dientengevolge geen middelen meer zal hebben om de kinderalimentatie te betalen. Er zal dan geen ruimte meer zijn om de reiskosten, verbonden aan een contactregeling tussen de vader en de minderjarige, te betalen. De mediator zag geen mogelijkheid dit probleem op te lossen. Daarnaast wijst de vader er op dat hij het onaanvaardbaar vindt dat zijn contacten met de minderjarige door de verhuizing naar het buitenland worden beperkt. De moeder is van mening dat de financiële zaken rondom de voormalige echtelijke woning buiten het bestek van de onderhavige zaak vallen. Zij wijst er voorts op dat zij nog altijd van plan is er zorg voor te dragen dat de minderjarige na de verhuizing eenmaal in de drie weken een weekend omgang heeft met de vader, zoals partijen dat bij de mediator hebben besproken.

6. Het hof ziet aanleiding om de mogelijke financiële gevolgen van een verhuizing van de moeder en de minderjarige naar Schotland bij zijn oordeel te betrekken, nu deze gevolgen directe consequenties kunnen hebben voor het contact tussen de vader en de minderjarige. Het hof stelt vast dat de regeling die partijen in januari 2010 hebben getroffen met betrekking tot de gevolgen van de echtscheiding in financieel opzicht deels ziet op de tijd dat de voormalige echtelijke woning nog niet zal zijn verkocht en voor het overige - voor wat betreft de periode na de overdracht van de voormalige echtelijke woning - een definitief karakter heeft ter zake van de partner- en de kinderalimentatie. De vader heeft onweersproken gesteld dat de voormalige echtelijke woning thans nog niet is verkocht. Op basis van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, acht het hof aannemelijk dat de moeder na een verhuizing naar Schotland niet langer in staat zal zijn om haar aandeel in de lasten van de voormalige echtelijke woning te voldoen voor de termijn die nog nodig zal zijn om tot verkoop en overdracht van die woning te geraken. Het hof acht voorts aannemelijk dat de vader onder die omstandigheden genoodzaakt zal zijn de volledige lasten van de hypotheek voor zijn rekening te nemen, ten gevolge waarvan hij niet langer in staat zal zijn de overeengekomen kinderalimentatie geheel dan wel gedeeltelijk aan de moeder te voldoen. Het hof acht daarmee het risico aanmerkelijk dat partijen er niet in zullen slagen de kosten op te brengen die gemoeid zijn met het reizen van Schotland naar Nederland en omgekeerd. Aangezien reeds hiermede het risico aanwezig is dat van een invulling van het ouderschap na een verhuizing naar Schotland, in die zin dat de minderjarige op regelmatige basis contact zal onderhouden met de vader, geen sprake meer zal kunnen zijn, dient het verzoek van de moeder om met de minderjarige naar Schotland te mogen verhuizen, te worden afgewezen.

7. Het hof overweegt hierbij dat de vader en de moeder nog maar kort voordat de moeder een zo forse verandering in het ouderschap heeft voorgesteld, tot een allesomvattende regeling inzake de gevolgen van de echtscheiding waren gekomen. Er kunnen omstandigheden aanwezig zijn die rechtvaardigen dat ook reeds kort na het in werking treden van een allesomvattende regeling daarin veranderingen optreden. Hetgeen de moeder aan de door haar voorgestelde verandering ten grondslag heeft gelegd, acht het hof in relatie tot hetgeen de vader daartegenover heeft gesteld echter niet zodanig zwaarwegend dat dit (reeds) nu de door haar voorgestelde verandering rechtvaardigt. Ook het belang van de minderjarige verzet zich in dit geval tegen de door de moeder voorgenomen verhuizing naar Schotland vanwege het genoemde aanmerkelijke risico dat het contact tussen de vader en de minderjarige verloren zal gaan.

8. Ter terechtzitting heeft de moeder te kennen gegeven dat zij in het geval zij geen vervangende toestemming krijgt om met de minderjarige naar Schotland te verhuizen, zelf ook in Nederland zal blijven wonen. Het hof gaat ervan uit dat de regelingen die partijen zijn overeengekomen in het ouderschapsplan en het echtscheidingsconvenant onverkort in stand zullen blijven.

9. Mitsdien beslist het hof als volgt.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:

wijst het inleidende verzoek van de moeder alsnog af;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, De Haan-Boerdijk en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Verburg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2011.