Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-05-2011, BQ9224, BK-10/00217 en 10/00641

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-05-2011, BQ9224, BK-10/00217 en 10/00641

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
24 mei 2011
Datum publicatie
24 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9224
Zaaknummer
BK-10/00217 en 10/00641

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Belanghebbende kan niet worden ontvangen in het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank betreffende de voor het jaar 2009 opgelegde aanslagen, nu het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. Belanghebbende is voor het jaar 2008 terecht aangeslagen in de gebruikersbelasting OZB en de rioolrechten. Beroep op gelijkheidsbeginsel faalt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummers BK-10/00217 en 10/00641

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 24 mei 2011

in het geding tussen:

[X], wonende te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van het Openbaar lichaam Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, hierna: de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage van 2 maart 2010, nummer AWB 09/1079 WOZ en 6 mei 2010, nummer AWB 10/497 WOZ, betreffende na te vermelden aanslagen.

Aanslagen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is op één aanslagbiljet verenigd voor het jaar 2008 wegens het gebruik krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht en wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna ook aangeduid als garage), een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Wassenaar opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 89.000 met een te betalen bedrag van € 137 en een aanslag in de rioolrechten van de gemeente Wassenaar opgelegd met een te betalen bedrag van € 124,80.

1.2. Aan belanghebbende is op één aanslagbiljet verenigd voor het jaar 2009 wegens het gebruik krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht en wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de garage een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Wassenaar opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 90.000 met een te betalen bedrag van € 143,50 en een aanslag in de rioolrechten van de gemeente Wassenaar opgelegd met een te betalen bedrag - na ambtshalve vermindering - van € 144.

1.3. Bij in twee geschriften vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de aanslagen afgewezen.

1.4. Belanghebbende heeft tegen ieder van de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraken van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier tweemaal een griffierecht geheven van € 111 De Inspecteur heeft in iedere zaak een verweerschrift ingediend.

2.2. Belanghebbende heeft vervolgens in beide zaken een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur in de zaak betreffende het jaar 2008 heeft gereageerd met een conclusie van dupliek. Belanghebbende heeft in de zaak betreffende het jaar 2008 bij brief van 22 oktober 2010, bij het Hof binnengekomen op 27 oktober 2010, nog een nader stuk ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 april 2011, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De Verordeningen

3.1. De raad van de gemeente Wassenaar heeft in zijn openbare vergadering van 17 december 2007 vastgesteld de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2008 (hierna: de Verordening OZB 2008) en de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2008 (hierna: de Verordening Rioolrechten 2008). Zoals blijkt uit de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening OZB en de Verordening Rioolrechten op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

3.2. De raad van de gemeente Wassenaar heeft in zijn openbare vergadering van 15 december 2008 vastgesteld de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2009 en de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2009. Zoals blijkt uit de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening OZB en de Verordening Rioolrechten op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

3.3. De Verordening OZB 2008 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

Artikel 1 Belastingplicht

1 Onder de naam “onroerende-zaakbelastingen” worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

a een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient al dan niet krachtens eigendom, bezit beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt verder te noemen: gebruikersbelasting;

3.4. De Verordening Rioolrechten 2008 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

1 Onder de naam ‘rioolrechten’ wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

1 Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

2 Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de voorlaatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van een jaar, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald.

3 Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

a watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen,

of

b bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

4 De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 5 Belastingtarieven

1 Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor woningen of voor tot bewoning dienende percelen en campings, bij een hoeveelheid afgevoerd afvalwater, per verbruiksjaar:

vast recht tarief per m3

tot maximaal 80 m3 € 83,16 € -,--

Van meer dan 80 m3 € -,-- € 1,04

2 Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor andere percelen dan die genoemd in het eerste lid, bij een hoeveelheid afgevoerd afvalwater, per verbruiksjaar:

vast recht tarief per m3

tot maximaal 120 m3 € 124,80 € ,—

van meer dan 120 doch

niet meer dan 1.000 m3 € -,- € 1,04

van meer dan 1.000 m3 € 1.039,80 € 0,46

Vaststaande feiten

4.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de garage, die een vloeroppervlakte van ongeveer 129 m2 heeft, en staat op een perceel grond van ongeveer 150 m2., Belanghebbendes woonhuis bevindt zich aan de [b-straat 1] te [Z]. De afstand tussen de woning en de garage bedraagt ongeveer vijf kilometer.

4.2. De garage is bij belanghebbende in gebruik als opslagruimte voor “hobbymatige garageactiviteiten”, bestaande uit onderhoud en berging van thans acht “oldtimerautomobielen” en een “oldtimercaravan”.

4.3. Vanuit de garage wordt afvalwater afgevoerd op de gemeentelijke riolering. De in de voorlaatste aan het begin van het belastingjaar 2008 voorafgaande verbruiksperiode, te weten het jaar 2006, naar de garage toegevoerde hoeveelheid water bedroeg één m3.

4.4. De WOZ-waarde van de garage is voor het jaar 2008 vastgesteld op € 89.000.

4.5. De uitspraak van de rechtbank van 6 mei 2010, nummer AWB 10/497 WOZ betreffende de aanslagen voor het jaar 2009 is blijkens een daarop gestelde aantekening verzonden op 25 mei 2010. Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 8 juli 2010, welke brief op diezelfde datum door hem ter post is bezorgd en bij het Hof is binnengekomen op 12 juli 2010, hoger beroep ingesteld.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1. In geschil is of belanghebbende terecht is aangeslagen in de gebruikersbelasting OZB en de rioolrechten, hetgeen de Inspecteur stelt en belanghebbende bestrijdt. Niet in geschil is dat de aanslag eigenarenbelasting OZB terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

In de zaak met nummer 10/00641 is tevens in geschil of belanghebbende ontvankelijk is in het hoger beroep.

5.2. Belanghebbende stelt dat de garage geen bedrijfsruimte is en dat daarom de grondslag ontbreekt om ter zake van het gebruik van de garage gebruikersbelasting OZB en rioolrechten te heffen. Belanghebbende voert ter onderbouwing van dat standpunt aan dat de garage vergelijkbaar is met garages die zich bij woonhuizen bevinden en dat de Inspecteur geen onroerende-zaakbelastingen heft van de gebruikers van laatstgenoemde garages. Zelfs voor garages welke meerdere auto’s kunnen bevatten en voor garages welke op enkele straten afstand van het bijbehorende woonhuis zijn gelegen heft de Inspecteur geen onroerende-zaakbelasting van de gebruiker. Belanghebbende stelt dat sprake is van discriminatie.

5.3. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende de garage in gebruik heeft als niet-woning. Derhalve is belanghebbende gebruikersbelasting OZB verschuldigd. Vanuit de garage wordt afvalwater op de gemeentelijke riolering afgevoerd zodat belanghebbende ook rioolrechten verschuldigd is. Aangezien de garage niet een woning is en het gemeten waterverbruik 1 m3 bedraagt, is terecht voor het jaar 2008 een vastrecht geheven van € 124,80.

5.4. Niet in geschil is de waarde van de garage per waardepeildatum 1 januari 2007, welke waarde geldt voor het onderwerpelijke jaar 2008.

5.5. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof voorts naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

6.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraken van de rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en van de aanslagen gebruikersbelasting en rioolrechten.

6.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank met nummer AWB 10/497 WOZ betreffende het jaar 2009 en tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank met nummer AWB 09/1079 WOZ betreffende het jaar 2008.

Oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank heeft in haar uitspraak met nummer AWB 09/1079 WOZ betreffende het jaar 2008 het volgende overwogen, waarbij voor eiser dient te worden gelegen: belanghebbende en voor verweerder dient te worden gelezen: de Inspecteur:

De aanslag gebruikersbelasting

4. Eiser is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de garage. De garage wordt door eiser gebruikt voor het (onder)houden en stallen van oldtimer auto’s.

5. Eiser stelt dat nu de garage niet meer de bestemming bedrijfsruimte heeft de aanslag gebruikersbelasting ten onrechte is opgelegd. De vastgestelde waarde van de garage van € 89.000 is niet in geschil.

6. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag gebruikersbelasting terecht en tot een juist bedrag opgelegd. Wat ook zij van het vigerende bestemmingsplan, eiser is degene die bij het begin van het kalenderjaar de garage gebruikt. Niet in geschil is dat de garage niet in hoofdzaak tot woning dient en dat evenmin gedeelten van de garage in hoofdzaak tot woning dienen of in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Anders dan eiser meent kunnen de door hem gestelde omstandigheden dat de garage sinds 2005 de bestemming ‘opslagruimte ten behoeve van schone opslag’ heeft en dat Gedeputeerde Staten voor de garage de subbestemming ‘hobbymatige garageactiviteiten’ hebben vastgesteld aan het voorgaande niet afdoen. Hetzelfde geldt voor de overige door eiser aangedragen grieven.

De aanslag rioolrecht

7. Ingevolge de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2008 van de gemeente Wassenaar wordt onder de naam rioolrechten een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. De hoeveelheid afvalwater wordt ingevolge artikel 4, tweede lid, van de verordening gesteld op het aantal kubieke meters water dat naar het eigendom is toegevoerd. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de verordening bedraagt het recht voor - kort gezegd - niet-woningen bij een hoeveelheid afgevoerd afvalwater per gebruiksjaar: tot maximaal 120 m3 € 124,80.

Vast staat dat vanuit de garage afvalwater wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. De naar de garage toegevoerde hoeveelheid water bedroeg in 2008 naar zeggen van eiser één m3. Eiser is derhalve terecht en naar een juist bedrag aangeslagen voor rioolrecht. Dat het waterverbruik slechts één m3 bedroeg, kan gelet op de tekst van genoemd artikel 5 hier niet aan afdoen. Het al dan niet aanmerken van de garage als bedrijfsruimte speelt bij de heffing van het rioolrecht geen rol.

8. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

Beoordeling van het hoger beroep

ontvankelijkheid

8.1. De termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak van de rechtbank op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De uitspraak van de rechtbank wordt bekendgemaakt door toezending van de uitspraak bij aangetekende brief. Een hoger beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. In geval van verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

8.2. Nu de uitspraak van de rechtbank op 25 mei 2010 per aangetekende brief is verzonden, is de termijn aangevangen op 26 mei 2010 en eindigt deze met 7 juli 2010.

8.3. De brief waarbij hoger beroep is ingesteld is op 12 juli 2010 bij het Hof ingekomen. Ter zitting heeft belanghebbende onweersproken verklaard dat hij die brief op 8 juli 2010 ter post heeft bezorgd. Zulks leidt tot de conclusie dat het hogerberoepschrift niet vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en derhalve niet tijdig is ingediend.

8.4. Feiten en omstandigheiden op grond waarvan redelijkerwijze niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest zijn gesteld noch gebleken.

8.5 Op grond van het voorgaande kan belanghebbende niet worden ontvangen in het hoger beroep tegen voormelde uitspraak van de rechtbank betreffende de voor het jaar 2009 opgelegde aanslagen.

8.6. Vaststaat dat de garage dient als opslagruimte voor “hobbymatige garageactiviteiten”, bestaande uit onderhoud en berging van thans acht oldtimerautomobielen en een oldtimercaravan en dat deze is gelegen op ongeveer vijf kilometer afstand van de woning van belanghebbende. Daarvan uitgaande is het Hof van oordeel dat de onroerende zaak belanghebbende niet in hoofdzaak tot woning dient als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening OZB 2008. Bijgevolg heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2008 terecht aan belanghebbende is opgelegd.

8.7. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, is bij het bepalen of sprake is van een belastbaar feit in de zin van de Verordening OZB 2008 niet van belang of de garage al dan niet de bestemming bedrijfsruimte heeft of daaraan is toegekend. Van belang is slechts of de garage feitelijk al dan niet hoofdzakelijk dient tot woning of al dan niet hoofdzakelijk dienstbaar is aan woondoeleinden van belanghebbende.

8.8. Vaststaat voorts dat in het jaar 2006 een kubieke meter afvalwater vanuit de garage wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. Daarvan uitgaande heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de aanslag in de rioolrechten voor het jaar 2008 terecht en naar een juist bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, is gelet op artikel 5 van de Verordening Rioolrechten 2008 niet van belang dat het waterverbruik slechts een enkele kubieke meter bedraagt. De keuze om bepaalde methode van kostentoerekening bij de heffing van rioolrechten te hanteren is aan de gemeentelijke wetgever en daar kan de rechter niet in treden.

8.9. Ter onderbouwing van zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel stelt belanghebbende dat met zijn garage vergelijkbare garages bij een huis geen gebruikersbelasting OZB van de eigenaar wordt geheven, en evenmin voor een garage welke zich niet bij het huis bevindt maar op een binnenplaats welke enkele straten van het huis is verwijderd.

8.10. Belanghebbende heeft, tegenover de uitdrukkelijke betwisting door de Inspecteur, zijn stellling dat geen gebruikersbelasting OZB wordt geheven ter zake van de door hem bedoelde garages niet aannemelijk gemaakt . De Inspecteur heeft ter zitting onbestreden verklaard dat de waarde van de door belanghebbende bedoelde garages pleegt te worden betrokken in de waarde van het woonhuis en daarmee dus onderdeel uitmaakt van de heffingsgrondslag gebruikersbelasting OZB. Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd geen gevallen genoemd waarin zulks anders zou zijn, zodat zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag.

8.11. Gelet op het vorenoverwogene treft het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank met nummer AWB 09/1079 WOZ betreffende het jaar 2008 geen doel.

8.12. Beslist dient te worden als volgt.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- bevestigt de uitspraak van de rechtbank met nummer AWB 09/1079 WOZ betreffende het jaar 2008;

- verklaart het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank met nummer AWB 10/497 WOZ betreffende het jaar 2009 niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. H.A.J. Kroon, P.J.J. Vonk en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 24 mei 2011 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.