Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-07-2010, BN2929, 22-001643-09

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-07-2010, BN2929, 22-001643-09

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 juli 2010
Datum publicatie
30 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2929
Formele relaties
Zaaknummer
22-001643-09

Inhoudsindicatie

De verdachte en haar medeverdachte hebben het slachtoffer opzettelijk en met voorbedachten rade door verwurging van het leven beroofd. Hoewel de verdachte niet het initiatief heeft genomen in deze en haar aandeel veel kleiner is geweest dan dat van de medeverdachte, treft de verdachte het ernstige verwijt dat zij niet actief heeft geprobeerd om de dood van het slachtoffer te voorkomen. De verdachte en haar medeverdachte hebben op bijzonder doortrapte wijze getracht het erop te doen lijken alsof het slachtoffer zelfmoord zou hebben gepleegd. 5 jaar gevangenisstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001643-09

Parketnummer: 10-690203-08

Datum uitspraak: 30 juli 2010

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 7 juli 2009, 16 maart 2010 en 16 juli 2010.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:

1.

zij op of omstreeks 06 juli 2007, althans in of omstreeks de periode van 6 juli 2007 tot en met 7 juli 2007, te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk

- die [slachtoffer] gedwongen een touw om haar nek te doen, althans bij die [slachtoffer] een touw/koord om haar nek gedaan/gewikkeld, en/of (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen ergens op te gaan staan, en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond gegooid / tegen de grond gewerkt en/of

- schrijlings op die [slachtoffer] gaan zitten en/of

- het/een om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld(e) touw/koord (met kracht) aangetrokken en/of aangetrokken gehouden,

tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

[medeverdachte] op of omstreeks 06 juli 2007, althans in of omstreeks de periode van 6 juli 2007 tot en met 7 juli 2007, te Ridderkerk

opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers

heeft/is die [medeverdachte] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk

- die [slachtoffer] gedwongen een touw om haar nek te doen, althans bij die [slachtoffer] een touw/koord om haar nek gedaan/gewikkeld, en/of (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen ergens op te gaan staan, en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond gegooid / tegen de grond gewerkt en/of schrijlings op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of

- het/een om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld(e) touw/koord (met kracht) aangetrokken en/of aangetrokken gehouden,

tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

bij/tot welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 6 juli 2007, althans in of omstreeks de periode van

6 juli 2007 tot en met 7 juli 2007 te Ridderkerk, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft,

immers heeft/is zij, verdachte,

- gedurende de circa 2,5 uur dat zij, verdachte, in de woning van die [slachtoffer] is verbleven die [medeverdachte] niet belet voornoemd geweld, althans voornoemde handelingen jegens die [slachtoffer] te uiten/plegen en/of

- niet ingegrepen toen zij zag/hoorde, althans waarnam, dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] dwong, althans aanzette, om medicijnen in te nemen en/of chloor/bleekmiddel te drinken, althans zichzelf van het leven te beroven, en/of een afscheidsbrief te schrijven en/of een sms (met geruststellende woorden) naar haar, [slachtoffer]’s, moeder te sturen en/of

- (vervolgens) niet ingegrepen toen zij zag dat die [medeverdachte] met een touw/koord uit de keuken kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer] zei dat ze mee moest komen en/of

- (vervolgens) niet ingegrepen toen die [medeverdachte] tegen [slachtoffer] zei dat ze een krukje of iets moest pakken en/of

- (vervolgens) niet ingegrepen toen zij die [medeverdachte] tegen die [slachtoffer] hoorde roepen: “Ga er op staan, ga er op staan” en/of (vervolgens) die [slachtoffer] hoorde roepen: “Ik wil nog niet dood” en/of

- (vervolgens) niet ingegrepen, althans nagelaten, (medische) hulp in te roepen toen zij stikgeluiden hoorde en/of (vervolgens) zag dat die [medeverdachte] op die [slachtoffer] zat, althans over die [slachtoffer] heengebogen zat, en/of die [slachtoffer] (toen) in haar broek plaste, althans in haar broek had geplast, en/of schuim op haar mond had;

meer subsidiair, voor het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 06 juli 2007, althans in of omstreeks de periode van 06 juli 2007 tot en met 07 juli 2007, te Ridderkerk tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,

opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld, immers

heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,

- die [slachtoffer] gedwongen, althans aangezet, medicijnen in te nemen en/of (gelijktijdig) alcohol (bier) te drinken en/of (vervolgens) chloor/bleekmiddel en/of schoonmaakmiddel te drinken en/of

- die [slachtoffer] (met de vlakke hand) in/tegen het gezicht, althans het lichaam, geslagen en/of

- die [slachtoffer] op de grond gegooid/gewerkt en/of (vervolgens)

- (schrijlings) op het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] gaan zitten en/of (vervolgens)

- een om de nek en/of hals en/of keel van die [slachtoffer] gewikkeld touw/koord (met kracht aangetrokken en/of aangetrokken gehouden,

tengevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en/of (vervolgens) is komen te overlijden;

nog meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij op of omstreeks 06 juli 2007, althans in of omstreeks de periode van 6 juli 2007 tot en met 7 juli 2007, te Ridderkerk grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig

- gedurende de circa 2,5 uur dat zij, verdachte, in de woning van [slachtoffer] is verbleven [medeverdachte] niet heeft belet om

•die [slachtoffer] te dwingen een touw om haar nek te doen, althans bij die [slachtoffer] een touw/koord om haar nek te doen/wikkelen, en/of (vervolgens) die [slachtoffer] te dwingen ergens op te gaan staan, en/of

•(vervolgens) die [slachtoffer] op de grond te gooien / tegen de grond te werken en/of

•schrijlings op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of

•het/een om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld(e) touw/koord (met kracht) aan te trekken en/of aangetrokken te houden en/of

- niet heeft ingegrepen toen zij zag/hoorde, althans waarnam, dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] dwong, althans aanzette, om medicijnen in te nemen en/of chloor/bleekmiddel te drinken, althans zichzelf van het leven te beroven, en/of een afscheidsbrief te schrijven en/of een sms (met geruststellende woorden) naar haar, [slachtoffer]’s, moeder te sturen en/of

- (vervolgens) niet ingegrepen toen zij zag dat die [medeverdachte] met een touw/koord uit de keuken kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer] zei dat ze mee moest komen en/of

- (vervolgens) niet ingegrepen toen die [medeverdachte] tegen [slachtoffer] zei dat ze een krukje of iets moest pakken en/of

- (vervolgens) niet ingegrepen toen zij die [medeverdachte] tegen die [slachtoffer] hoorde roepen: “Ga er op staan, ga er op staan” en/of (vervolgens) die [slachtoffer] hoorde roepen: “Ik wil nog niet dood” en/of

- (vervolgens) niet ingegrepen, althans nagelaten, (medische) hulp in te roepen toen zij stikgeluiden hoorde en/of (vervolgens) zag dat die [medeverdachte] op die [slachtoffer] zat, althans over die [slachtoffer] heengebogen zat, en/of die [slachtoffer] (toen) in haar broek plaste, althans in haar broek had geplast, en/of schuim op haar mond had,

waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat voornoemde [slachtoffer] is overleden;

2.

zij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 06 juli 2007, althans in of omstreeks de periode van 6 juli 2007 tot en met 7 juli 2007 te Ridderkerk, nadat er toen en daar het misdrijf was gepleegd van moord, althans doodslag, althans nadat er enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer voorwerpen waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) een blikje cola en/of een asbak en/of een telefoon meegenomen en/of verwijderd van de plaats van het delict en/of (vervolgens) dat/die blikje en/of asbak en/of telefoon in een afvalcontainer gedeponeerd/gegooid, althans doen deponeren/gooien.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het (in eerste aanleg) onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde. Voorts is de vordering tot gevangenneming afgewezen en is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.

De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1 primair:

zij op of omstreeks 6 juli 2007, te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander,

opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers

is verdachte en/of haar mededader opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg

- op die [slachtoffer] gaan zitten en heeft

- een om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld touw/koord met kracht aangetrokken en/of aangetrokken gehouden,

tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

2.

zij tezamen en in vereniging met een ander op of omstreeks 06 juli 2007, te Ridderkerk, nadat er toen en daar het misdrijf was gepleegd van moord, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, sporen van dat misdrijf heeft weggemaakt en aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers hebben verdachte en haar mededader een blikje cola en een asbak meegenomen van de plaats van het delict en vervolgens dat blikje en die asbak in een container doen deponeren/gooien.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1:

Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof het volgende gebleken.

In de avond van 6 juli 2007 is de verdachte samen met haar oudere zus [naam] (de medeverdachte) gegaan naar de woning van [naam] (hierna: [slachtoffer]) in Ridderkerk. Het doel van het bezoek volgens de verdachte en de medeverdachte was om problemen tussen [slachtoffer] en de medeverdachte op te lossen. Deze problemen vloeiden voort uit de relatie die [slachtoffer] zou hebben met de toenmalige echtgenoot van de medeverdachte, die na een periode in detentie spoedig zou vrijkomen, reden waarom de medeverdachte naar haar eigen zeggen [slachtoffer] weg wilde hebben uit Ridderkerk. De medeverdachte had laten weten dat zij [slachtoffer] zou gaan slaan. Op initiatief van de medeverdachte hebben zij en de medeverdachte donkere kleding aan getrokken. Eenmaal met de medeverdachte in de woning van [slachtoffer] is over voornoemde problemen gesproken. De verdachte is met [slachtoffer] in de woning achtergebleven toen de medeverdachte gedurende enige tijd de woning met de huissleutels van [slachtoffer] had verlaten.

Op enig moment is [slachtoffer] door de medeverdachte in aanwezigheid van de verdachte gedwongen een sms-bericht naar haar moeder te sturen, met de mededeling dat zij bij een vriendin ging slapen. Daarna heeft [slachtoffer] haar telefoon van de medeverdachte uit moeten zetten in aanwezigheid van de verdachte. De medeverdachte heeft [slachtoffer] in aanwezigheid van de verdachte de inhoud van een brief gedicteerd, welke brief [slachtoffer] ook daadwerkelijk heeft geschreven, inhoudende verkort en zakelijk weergegeven, dat zij het niet meer aankon, dat dit de beste oplossing was omdat zij teveel levens had verziekt. De medeverdachte heeft in aanwezigheid van de verdachte aan [slachtoffer] gevraagd “doe je het zelf of moet ik het doen” en of zij pillen in huis had. Daarna heeft [slachtoffer] pillen geslikt en vervolgens een vloeistof gedronken, waarvan zij zelf heeft aangegeven dat het bleekwater betrof. Vervolgens heeft [slachtoffer] desgevraagd door de medeverdachte in aanwezigheid van de verdachte aangegeven dat zij nog niets voelde. De medeverdachte is naar de keuken gegaan en is terug gekomen met een touw/koord. [slachtoffer] moest van de medeverdachte meekomen naar een ruimte aangeduid als de waskamer en [slachtoffer] is daar ook daadwerkelijk naar toe gegaan. De verdachte is in de woonkamer achter gebleven. [slachtoffer] moest in opdracht van de medeverdachte iets pakken om op te gaan staan, waarna de medeverdachte haar heeft opgedragen om hierop te gaan staan. De verdachte heeft [slachtoffer] horen zeggen dat zij nog niet dood wilde en hoorde vanuit de waskamer geluiden die zij heeft geduid als getrappel en gerochel. De verdachte is naar de waskamer gegaan en trof daar de medeverdachte aan met haar handen bij de keel van [slachtoffer] met het touw/koord dat rond de keel van [slachtoffer] zat in haar handen. [slachtoffer] had toen schuim op haar mond en haar urine laten lopen. In de overtuiging dat [slachtoffer] dood was, hebben de verdachte en haar medeverdachte daarop tussen 22.00 en 23.00 uur de woning verlaten. De medeverdachte heeft in aanwezigheid van de verdachte bij het verlaten van de woning het blikje cola van de verdachte en de asbak met daarin peuken van zowel [slachtoffer] als de verdachte en de medeverdachte, meegenomen. De volgende ochtend omstreeks 4.00 uur is [slachtoffer] door haar dan thuiskomende huisgenoot dood aangetroffen met een touw/koord om haar nek.

Ter beantwoording van de vraag of in dezen van medeplegen door de verdachte aan het haar onder 1 primair tenlaste gelegde feit sprake is, is naar het oordeel van het hof het navolgende van belang.

De verdachte en haar medeverdachte zijn gezamenlijk opgetreden. Zij zijn gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer] gegaan. De verdachte is vervolgens steeds in de woning van [slachtoffer] gebleven en eerst met haar medeverdachte uit de woning vertrokken. Voordat de verdachte en haar medeverdachte naar de woning van [slachtoffer] gingen, was de reden van hun bezoek aan [slachtoffer] ook voor de verdachte duidelijk. De verdachte wist bovendien van het voornemen van de medeverdachte om [slachtoffer] te slaan. De verdachte is ook in de woning met [slachtoffer] achtergebleven toen haar medeverdachte die woning enige tijd had verlaten. De verdachte heeft door aldus te handelen bijgedragen aan de voor het slachtoffer bedreigende situatie door haar aanwezigheid in de woning. De verdachte heeft geen enkele poging gedaan om de medeverdachte van haar voornemen af te brengen of haar daarvan te weerhouden. Zij heeft zich ook niet op enige ander wijze gedistantieerd van het handelen van de medeverdachte, hoewel hiertoe de gelegenheid heeft bestaan, gezien de tijd die met de dodingshandelingen gemoeid is geweest temeer daar het voor haar op enig moment duidelijk was dat die dodingshandelingen gaande waren. Dat de medeverdachte in het bijzijn van de verdachte bij het verlaten van de woning het blikje cola en de asbak met daarin de peuken heeft meegenomen, kan naar het oordeel van het hof niets andere betekenen – in onderling verband en samenhang bezien van de feiten en omstandigheden die op grond van de bewijsmiddelen zijn gebleken dat de verdachte en de medeverdachte hun betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] hebben willen verhullen.

Op grond van het bovenstaande is mitsdien naar het oordeel van het hof sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, dat sprake is van het medeplegen van het de verdachte onder 1 primair tenlastegelegde feit.

De omschreven gang van zaken leidt tot de conclusie dat het opzet van de verdachte en haar medeverdachte doelbewust gericht is geweest op de uitvoering van het minst genomen gedurende de avond in de woning van [slachtoffer] ontstane voornemen om [slachtoffer] van het leven te beroven. De verdachte en haar medeverdachte hebben naar het oordeel van het hof uitgevoerd waartoe zij bereid waren en waarop zij zich hadden voorbereid. Het hof is op grond van deze gang van zaken van oordeel dat de verdachte en haar medeverdachte met voorbedachten rade en na kalm beraad en rustig overleg hebben gehandeld. Zij hebben de tijd gehad zich te beraden op het genomen besluit zodat de gelegenheid heeft bestaan dat zij over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad hebben nagedacht en zich daarvan rekenschap hebben gegeven.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:

Medeplegen van moord.

Het onder 2 bewezenverklaarde kan ten aanzien van de verdachte niet gekwalificeerd worden als een strafbaar feit, zodat de verdachte te dier zake – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en haar medeverdachte hebben [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade door verwurging van het leven beroofd. Hoewel de verdachte niet het initiatief heeft genomen in deze en haar aandeel een veel kleinere is geweest dan het aandeel van de medeverdachte, treft de verdachte het ernstige verwijt dat zij niet actief heeft geprobeerd om de dood van het slachtoffer te voorkomen.

Moord, het opzettelijk en doelbewust vernietigen van een mensenleven, is één van de zwaarste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent. Met het medeplegen van dit feit hebben de verdachte en haar medeverdachte aan [slachtoffer] het meest kostbare dat een mens bezit, haar leven, ontnomen. Naast het verdriet dat de nabestaanden van het slachtoffer is aangedaan, brengen dergelijke feiten in de samenleving verbijstering en gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. Dit alles klemt temeer nu de verdachte en haar medeverdachte op bijzonder doortrapte wijze hebben getracht het erop te doen lijken alsof het slachtoffer zelfmoord zou hebben gepleegd.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het psychologisch onderzoek Pro Justitia door drs. A.F.J.M. Zwegers, GZ-psycholoog, d.d. 25 september 2009, alsmede op de aanvullingen hierop van 8 februari 2010 en 31 mei 2010.

Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Naar het oordeel van het hof zijn – gelet op hetgeen is overwogen – de gronden en ernstige bezwaren aanwezig die de gevangenneming van de verdachte rechtvaardigen. Die gevangenneming zal daarom worden bevolen.

Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]

In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 14.221,50. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in hoger beroep gestelde bedrag van € 19.221,50. De door de benadeelde partij ingediende vordering, is hoger dan de eerste vordering die de benadeelde partij heeft ingediend bij de rechtbank. Op grond van artikel 421, lid 3 van het Wetboek van strafvordering is het hof slechts bevoegd in hoger beroep te oordelen over de vordering binnen de grenzen van de eerste vordering, derhalve is thans de vordering aan de orde tot het bij de rechtbank gevorderde bedrag van € 14.221,50.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,--,voor materiële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede tot toekenning van een bedrag van € 892,50 voor kosten van rechtsbijstand voor het indienen van de vordering. Voor het overige heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.

Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,--.

Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij ter zake van de geleden materiële en immateriële schade niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - begroot op een bedrag van € 892,50.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam]

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,-- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [benadeelde partij].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het onder 2 bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Bepaalt dat het onder 1 primair bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.

Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de gevangenneming van de verdachte.

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van

€ 500,-- (vijfhonderd euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering inzoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op € 892,50 - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat een bedrag te betalen van € 500,-- (vijfhonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.

Verstaat dat indien de mededader geheel of deels aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.

Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.

Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,

mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. A.M.P. Gaakeer, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 juli 2010.

Mr. C.G.M. van Rijnberk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.