Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 20-04-2010, BM4468, 22-003384-09

Gerechtshof 's-Gravenhage, 20-04-2010, BM4468, 22-003384-09

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
20 april 2010
Datum publicatie
17 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4468
Zaaknummer
22-003384-09

Inhoudsindicatie

De verdachte is schuldig bevonden aan doorrijden na een ongeval en rijden onder invloed van alcohol. Straf: geldboete ad 1200 euro en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003384-09

Parketnummer: 09-611177-08

Datum uitspraak: 20 april 2010

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Graven[slachtoffer]

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Graven[slachtoffer] van 1 juli 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 april 2010.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 2 maart 2008 te Reeuwijk en/of Gouda als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 870 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

2.

hij op of omstreeks 2 maart 2008 te Gouda als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straatnaam], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van 1.200 euro, subsidiair 22 dagen hechtenis en ten aanzien van feit 1 een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering ingevorderd of ingehouden is geweest.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 2 maart 2008 te Reeuwijk enGouda als bestuurder van een voertuig, auto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 870 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

2.

hij op 2 maart 2008 te Gouda betrokken bij een verkeersongeval op de [straatnaam], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander te weten [slachtoffer] schade was toegebracht.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2

Het hof leidt uit de na te noemen feiten en omstandigheden, bezien in onderling verband en samenhang, af dat verdachte ten tijde van het uitparkeren/wegrijden de auto niet bestuurde, maar wel in een dusdanige relatie tot de auto en het verkeersgedrag in de [straatnaam] in Gouda stond dat hij als betrokkene dient te worden aangemerkt en gehouden was om de vaststelling van op dat moment nog onzekere aansprakelijkheid mogelijk te maken.

Het hof heeft hierbij acht geslagen op de navolgende feiten.

De personenauto waarmee schade is toegebracht betreft blijkens een melding bij de regionale meldkamer een Suzuki Move, gekentekend [kenteken] (blz 3, proces-verbaal LJN PL1624/08-041147). Deze auto behoort toe aan de vader van verdachte (verklaring verdachte blz 23 genoemd proces-verbaal). Verdachte had toestemming van zijn vader om deze auto mee te nemen. Verdachte had met zijn vrienden afgesproken dat hij de BOB, de bewust onbeschonken bestuurder, was en niet zou drinken, blz 17 proces-verbaal PL 1623/08-041173). Verdachte is bij vertrek uit Gouda als bestuurder in de auto gestapt en is achteruit over het trottoir gereden (blz 15 en 24 eerstgenoemd proces-verbaal). Op enig moment bij het uitparkeren/wegrijden heeft een wisseling van bestuurder plaatsgevonden (blz 15 eerstgenoemd proces-verbaal). Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij naar zijn herinnering aan het eind van de straat het stuur weer heeft overgenomen. Ter zitting van 1 juli 2009 heeft hij verklaard dat hij ergens in Gouda het stuur heeft overgenomen. Vaststaat in ieder geval dat verdachte de genoemde personenauto bestuurde te Reeuwijk op de toerit van de A12 in de richting Utrecht (blz 3 proces-verbaal LJN PL1623/08-041173).

Naar het oordeel van het hof was verdachte bepaald geen passagier die niets van doen had met de gevolgen van het ongeval. Verdachte was de beoogd bewust onbeschonken bestuurder, hij heeft ook aanvankelijk gepoogd weg te rijden en korte tijd later weer het stuur overgenomen. De auto behoorde toe aan zijn vader en deze had hem toestemming gegeven de auto mee te nemen. Verdachte dient uit dien hoofde op de plaats van het ongeval behoorlijk gelegenheid te bieden tot vaststelling van zijn identiteit dan wel die van de Suzuki Move.

De raadsvrouwe heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijze moest vermoeden dat aan een ander schade was toegebracht. Dit verweer wordt verworpen.

Blijkens het proces-verbaal heeft de getuige [slachtoffer], gealarmeerd door een heel lang claxonnerend geluid, een hard gebonk gehoord (blz 21 proces-verbaal PL 1624/08-041147). De getuige [getuige], wakker geworden van een constant geluid van de auto-toeter en kijkend vanuit een geopend raam, zag de auto korte schokkende bewegingen maken, een klein stukje vooruit en achteruit rijden en uiteindelijk achteruit rijdend twee auto's raken die in een parkeervak stonden geparkeerd. Hij beschrijft de hierdoor ontstane schade en meldt de politie gebeld te hebben (blz 19 en 20 proces-verbaal PL 1624/08-041147).

De verbalisanten hebben bij aankomst in de [straatnaam] te Gouda twee geparkeerde auto's aangetroffen die beschadigd leken (blz 3 proces-verbaal PL 1624/08-041147). Van de personenauto gekentekend [kenteken] zijn foto's gemaakt, waaruit blijkt dat deze auto schade vertoont, blz 5, 26 en 27 proces-verbaal PL 1624/08-041147). Hieruit volgt dat de waarneming van de getuige [slachtoffer] steun vindt in diverse andere waarnemingen. Er doet zich niet de situatie voor dat slechts sprake is van één op zichzelf staande getuigeverklaring.

Aangenomen moet worden dat het door de getuige [slachtoffer] gehoorde bonkende geluid ook door de inzittenden van de Suzuki Move gehoord had moeten kunnen worden. Mitsdien wist verdachte dan wel had hij redelijkerwijs moeten vermoeden dat schade was toegebracht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen, alsmede een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden met de proeftijd van 1 jaar.

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich - kort gezegd - schuldig gemaakt aan rijden onder invloed. De verdachte heeft aldus de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zich jegens andere weggebruikers onverantwoord gedragen. Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat hij met zijn vrienden had afgesproken dat hij die avond de BOB zou zijn, maar vervolgens toch een zeer forse hoeveelheid alcoholhoudende drank heeft genuttigd en als bestuurder is opgetreden. De verdachte heeft aldus ook de veiligheid van zijn vrienden in gevaar gebracht.

Tevens heeft de verdachte de plaats van een ongeval verlaten, terwijl hij bij dat ongeval betrokken was. Slachtoffers van dergelijke feiten blijven daardoor achter met een forse schade die zij niet kunnen verhalen, omdat de verantwoordelijke zijn identiteit niet kenbaar heeft gemaakt. Dergelijke feiten zorgen voorts voor een hoop ergernis. Naar het oordeel van het hof is een forse geldboete voor beide feiten passend en geboden. Het hof weegt hierbij in het voordeel van de verdachte mee dat hij nog niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten. Bij de vaststelling van de geldboete is tevens rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Tevens zal het hof ten aanzien van feit 1 een forse ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen. De advocaat-generaal heeft geëist dat deze ontzegging geheel voorwaardelijk wordt opgelegd. Een alcoholgehalte van 870 microgram per liter uitgeademde lucht is echter dusdanig hoog dat een geheel voorwaardelijk ontzegging geen recht doet aan de ernst van dit feit en de in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen.

Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte alsmede een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.

Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 1.200,00 (duizend tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 22 (tweeëntwintig) dagen.

Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 9 (negen) maanden.

Beveelt dat de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid voor de tijd van 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze bijkomende straf wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest.

Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. E. Fockema Andreae-Hartsuiker, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 april 2010.

Mr. Fockema Andreae-Hartsuiker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.