Home

Gerechtshof Leeuwarden, 26-06-2012, BW9764, 200.071.483-01

Gerechtshof Leeuwarden, 26-06-2012, BW9764, 200.071.483-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
26 juni 2012
Datum publicatie
28 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2012:BW9764
Zaaknummer
200.071.483-01

Inhoudsindicatie

Vordering ex. art. 843a na bewijsbeslag. Vordering afgewezen ondanks bestaan van rechtmatig belang, nu in dit geval kan worden aangenomen dat behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

Uitspraak

Arrest d.d. 26 juni 2012

Zaaknummer 200.071.483/01

(zaaknummer rechtbank: 76584 / HA ZA 09-902)

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

1. Henisol Insulation B.V., (voorheen genaamd Clefi Insulation B.V.),

gevestigd te Emmen,

hierna te noemen: Clefi,

2. [appellant 2],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: [appellant 2],

appellanten, tevens geïntimeerden in het incidenteel appel,

in eerste aanleg: gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident,

advocaat: mr. P.H.J. Nij Bijvank, kantoorhoudende te Enschede, die samen met mr. E.P. Cornel, eveneens kantoorhoudende te Enschede, heeft gepleit,

tegen

Harsco Infrastructure Industrial Services B.V., (voorheen genaamd SGB Cleton B.V.),

gevestigd te Helmond,

geïntimeerde, tevens appellante in het incidenteel appel,

in eerste aanleg: eiseres in de hoofdzaak en in het incident,

hierna te noemen: SGB,

advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden, voor wie gepleit hebben mrs. M.J. Keuss en D.M. Wille, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.

De inhoud van het arrest d.d. 8 maart 2011, verbeterd bij arrest van 19 april 2011, op het door Clefi en [appellant 2] opgeworpen incident wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

SGB heeft een memorie van antwoord tevens memorie van grieven in het incidenteel appel genomen, waarbij producties zijn overgelegd.

Clefi en [appellant 2] hebben een memorie van antwoord in het incidenteel appel genomen.

Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder het overleggen van pleitnotities. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft SGB twee producties en hebben Clefi en [appellant 2] één productie in het geding gebracht.

Partijen hebben arrest gevraagd op het pleitdossier.

De beoordeling

Vaststaande feiten

1. In hoger beroep staan de volgende feiten vast.

1.1 SGB drijft een onderneming die zich onder meer bezig houdt met de fabricage, montage en handel in isolatiematerialen, afdichtingsartikelen, corrosiewerende daklagen, geluidsisolatie van schepen en vliegtuigen en de bijbehorende montage en demontagewerkzaamheden. SGH, voorheen genaamd Cleton Insulation B.V. (hierna: Cleton), is op 20 juli 2005 overgenomen door SGB North Europe B.V.

1.2 SGB is gelieerd aan (onder meer) een Duitse vennootschap, SGB Cleton GmbH.

1.3 [appellant 2] is in 1977 bij Cleton in dienst gekomen en was ten tijde van de overname general manager van Cleton. Na de overname is het dienstverband met hem per 1 maart 2007 beëindigd. Tussen SGB/Cleton en [appellant 2] gold geen concurrentiebeding.

1.4 [appellant 2] heeft op 6 juli 2007 Clefi opgericht. Clefi legt zich toe op dezelfde activiteiten als SGB.

1.5 [appellant 2] heeft ook een Duitse vennootschap, Clefi Isolierungen GmbH, opgericht.

1.6 In 2009 hebben meerdere medewerkers van SGB, waaronder de heren [A] en [B], hun dienstverband opgezegd en zijn bij Clefi in dienst getreden.

1.7 Naar aanleiding van een anonieme melding in juni 2009, inhoudend dat een aantal van haar medewerkers samenspant met Clefi en dat in dat verband onder meer opdrachten worden doorgeleid naar Clefi, heeft SGB [bedrijfsrecherche] opdracht gegeven een onderzoek in te stellen.

1.8 De kantonrechter te Assen heeft in een vonnis van 1 november 2011, verbeterd op 22 november 2011, [A] voornoemd veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat en tot betaling aan SGB van een bedrag van € 25.000,--. Volgens de kantonrechter heeft [A] opzettelijk dan wel bewust roekeloos in strijd gehandeld met goed werknemerschap door, kort gezegd, kort voor zijn vertrek bij SGB Clefi te introduceren bij SCA, een opdrachtgever van SGB, met wie hij, [A], namens SGB contact onderhield over een nieuw project, het Pegasus IV project.

1.9 In een procedure tussen SGB en [B] heeft dit hof in een arrest van 31 januari 2012 onder meer vastgesteld dat [B] al tijdens zijn dienstverband met SGB een e-mailadres aanhield en gebruikte bij Clefi en dat de daarvoor door [B] aangevoerde reden niet getuigt van goed werknemerschap. Het hof heeft ook vastgesteld dat [B] tijdens zijn dienstverband offerte-aanvragen van twee klanten van SGB, Tanko S.p.A. en VKK, heeft doorgestuurd naar Clefi dan wel zijn e-mailadres bij Clefi. Desalniettemin heeft het hof de vordering van SGB tot terugbetaling van de door haar aan [B] betaalde ontslagvergoeding afgewezen. Het hof heeft aan dit oordeel ten grondslag gelegd dat SGB ten tijde van het overeenkomen van de ontslagvergoeding van de aan [B] verweten gedragingen op de hoogte was. Ook de vordering van SGB tot schadevergoeding op te maken bij staat heeft het hof afgewezen. Volgens het hof heeft SGB ook in appel onvoldoende gesteld om het oordeel te rechtvaardigen dat [B] jegens haar schadeplichtig is.

1.10 SGB heeft na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen op 1 oktober 2009 ten laste van Clefi en [appellant 2] conservatoir bewijsbeslag op grond van artikel 843a Rv gelegd op, zoals in het beslagrekest is vermeld, “alle (schriftelijke en electronische) documenten en correspondentie (waaronder brieven, emails, memo’s, presentaties, rapporten etc.) die op enigerlei wijze gerelateerd kunnen worden aan aanbiedingen, offertes en aanvragen verband houdende met SGB en haar gelieerde ondernemingen, welke in de breedste zin van het woord, digitaal en/of fysiek beschikbaar zijn op o.a. servers, pc’s, en/of laptops, dan wel enige andere gegevensdragers, zoals (maar niet beperkt tot) cd’s, dvd’s, usb-sticks e.d., in en om de bedrijfslocatie en waaruit de omvang van de schade blijkt of zou kunnen worden afgeleid, via welk communicatiemiddel dan ook (bijv. per brief, fax, e-mail, telefoon, mondeling dan wel anderszins)”

1.11 Uit de processen-verbaal van beslaglegging blijkt dat alle in de woning van [appellant 2] en het bedrijfspand van Clefi aanwezige computers en servers zijn meegenomen, alsmede een groot aantal documenten, cd-roms, dvd’s en diskettes. Medewerkers van DiGiJuris B.V. hebben de in beslag genomen elektronische bescheiden vervolgens gekopieerd en hebben een “digitale zoekomgeving” gecreëerd om de gekopieerde elektronische bescheiden te kunnen doorzoeken. In

de processen-verbaal van inbeslagneming is daarover onder meer vermeld:

“Vervolgens ben ik, gerechtsdeurwaarder, begonnen met het beoordelen op relevantie overeenkomstig het verlof, van de door mij in globaal conservatoir bewijsbeslag ex. artikel 843a Rv. genomen schriftelijke bescheiden en zijn door mij alle relevante schriftelijke bescheiden overeenkomstig het verlof gekopieerd, welke kopieën vervolgens door mij, gerechtsdeurwaarder, in (definitief) conservatoir bewijsbeslag ex. artikel 843a Rv. zijn genomen, blijkende deze gekopieerde schriftelijke bescheiden te bestaan uit de inhoud van de verzegelde enveloppen P1 tot en met P4, waarvan door mij, gerechtsdeurwaarder, buiten dit proces-verbaal is geregistreerd hoeveel pagina’s iedere envelop bevat, welke enveloppen bij afzonderlijk proces-verbaal aan de gerechtelijke bewaarder in gerechtelijke bewaring zullen worden gegeven;

Vervolgens zijn in de zoekomgeving alle forensisch gekopieerde elektronische bescheiden digitaal onderzocht, dit aan de hand van een aantal door de advocaat van eiseres opgegeven steekwoorden. Aangezien de eerste zoeksessie nog een dusdanige grote hoeveelheid hits opleverde zijn de digitaal doorzochte elektronische bescheiden nogmaals digitaal doorzocht op een aantal nieuw door de advocaat van eiseres opgegeven steekwoorden. Na de tweede beperking van de hoeveelheid elektronische bescheiden, resulteerde dit in een nieuwe hoeveelheid elektronische bescheiden welke door mij vervolgens zijn beoordeeld op relevantie overeenkomstig het verlof en zijn door mij alle relevante bescheiden overeenkomstig het verlof in (definitief) conservatoir bewijsbeslag ex. Artikel 843a Rv. genomen.

Alle digitaal in beslag genomen elektronische bescheiden zijn vervolgens door de medewerkers van DigiJuris B.V. vastgelegd op harde schijf met het serienummer (…), van welke harde schijf ter behoud van data een identieke forensisch kopie is gemaakt op harde schijf met het serienummer (…).”

1.12 De deurwaarder heeft de advocaat van Clefi en [appellant 2] in een e-mail van 3 mei 2010 het volgende geschreven:

“We hebben eerst op de onderstaande namen gezocht:

SGB Cleton [C] [D] [E]

[F] [G] Henisol [B] [H] [I]

UGS NUON [J] Nuon Energie und Service GmbH

[K] [L]

E.S. Emsland-Stärke GmbH Endeco GmbH Gassco AS Klingele Papierwerke

Ems Kötterwerwerft GmbH Ems Nordland Papier GmbH

Deze namen zijn door [advocaat] (advocaat van SGB – toevoeging hof) aan ons opgegeven. De daaruit gekomen hits zijn vervolgens op verzoek van [advocaat] gecombineerd met de namen:

1. Anfrage(en). 2. Angeboten. 3. Aanvraag en aanvragen. 4 Offerte (s).

5. Aaanbieding(en). 6 Anbietung(en). 7 Bid.

Vervolgens zijn de daaruit gekomen zoekresultaten allen één voor één bekeken en beoordeeld overeenkomstig het verlof.”

Procedure in eerste aanleg

2. SGB heeft Clefi en [appellant 2] gedagvaard voor de rechtbank te Assen en incidentele en provisionele vorderingen en vorderingen in de hoofdzaak ingesteld. In de hoofdzaak heeft zij onder meer gevorderd dat Clefi en [appellant 2] wordt bevolen een overzicht van door hen benaderde klanten en relaties van SGB en ten behoeve van die klanten en relaties uitgevoerde werkzaamheden te verstrekken, dat Clefi en [appellant 2] het gebruik van de naam Clefi (Insulation) wordt verboden, dat hun wordt bevolen zich te onthouden van het werven van personeel van SGB, van het doen van mededelingen over SGB en (gedurende twee jaren) van het benaderen van klanten en relaties van SGB, dat zij veroordeeld worden de door hun handelen geleden schade van DGB te vergoeden en als voorschot op die schade een bedrag van € 500.000,-- te betalen. Ook heeft SGB gevorderd dat Clefi en [appellant 2] veroordeeld worden te gedogen dat de in beslag genomen materialen, als beschreven in het door de deurwaarder opgestelde proces-verbaal aan SGB worden afgegeven.

Verder heeft SGB gevorderd dat de rechtbank bij provisioneel en/of incidenteel vonnis Clefi en [appellant 2] zal veroordelen te gedogen dat aan SGB wordt afgegeven de in beslag genomen en door de deurwaarder beschreven materialen, dat Clefi en [appellant 2] bevolen wordt een overzicht te verschaffen van door hen benaderde klanten en relaties van SGB en van de voor die klanten uitgevoerde en geplande werkzaamheden en dat Clefi en [appellant 2] bevolen wordt zich te onthouden van het werven van personeel van SGB.

3. Clefi en [appellant 2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de incidentele/provisionele vorderingen.

4. De rechtbank heeft de incidentele vordering tot afgifte van de in beslag genomen bescheiden toegewezen en de andere incidentele vorderingen afgewezen. De rechtbank heeft haar vordering niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Omvang van het appel / nieuwe grief

5. In deze appelprocedure staat alleen de beslissing van de rechtbank betreffende de afgifte van de in beslag genomen stukken ter discussie. In het principaal appel komen Clefi en [appellant 2] op tegen de toewijzing door de rechtbank van de daartoe strekkende vordering van SGB. In het incidenteel appel ageert SGB tegen het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van deze beslissing.

6. Clefi en [appellant 2] hebben in appel een incidentele vordering ingesteld, inhoudende de veroordeling van SGB tot afgifte van een aantal stukken - met name betreffende de door [bedrijfsrecherche] en door de accountant van SGB, Deloitte, verrichte onderzoeken – aan hen. Het hof heeft deze vordering toegewezen.

7. Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep is namens Clefi en [appellant 2], met een beroep op het arrest van dit hof van 4 augustus 2009, LJN BJ4901 aangevoerd dat het gelegde beslag, los van de vraag of aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan, onrechtmatig is. Volgens Clefi en [appellant 2] kent artikel 843a Rv geen vorderingsrecht tot afgifte toe, voldoet het proces-verbaal van de beslaglegging in de woning van [appellant 2] niet aan het bepaalde in artikel 10 van de Algemene wet op het binnentreden en is artikel 10 Grondwet geschonden, nu een wettelijke regeling ontbreekt die het mogelijk maakt bij wege van conservatoire maatregel een computer op zijn inhoud te onderzoeken.

8. Het hof stelt vast dat Clefi en [appellant 2]n in de memorie van grieven niet hebben aangevoerd dat de vordering van SGB niet toewijsbaar is vanwege het onrechtmatige karakter van het beslag. De advocaten van Clefi en [appellant 2] hebben, desgevraagd, ook niet kunnen aangeven waar in de 73 pagina’s tellende memorie van grieven een beroep is gedaan op de onrechtmatigheid van het beslag. Aldus hebben Clefi en [appellant 2] bij pleidooi een nieuwe grief aangevoerd. Het hof constateert dat het betoog van Clefi en [appellant 2] over de onrechtmatigheid van het beslag is gebaseerd op feiten en omstandigheden die ten tijde van het nemen van de memorie van grieven bekend waren. Het hof ziet dan ook geen reden een uitzondering aan te nemen op de “in beginsel strakke regel” dat alle grieven bij de memorie van grieven dienen te worden aangevoerd en zal de nieuwe grief dan ook buiten beschouwing laten. Dat betekent dat de vraag of artikel 843a Rv een deugdelijke grondslag biedt voor een conservatoir beslag tot afgifte in deze procedure niet beantwoord behoeft te worden en dat ook de wijze waarop beslag is gelegd niet aan de orde kan komen.

Bespreking van de (tijdig aangevoerde) grieven

9. De (tijdig aangevoerde) grieven in het principaal appel hangen met elkaar samen en stellen de vraag naar de toewijsbaarheid van de vordering tot afgifte van de in beslag genomen materialen in volle omvang aan de orde. Het hof zal deze grieven dan ook tezamen behandelen.

10. SGB vordert afgifte van alle op basis van het verleende verlof op 1 oktober 2009 in beslag genomen en in de processen-verbaal van 9 november 2009 beschreven materialen. Het gaat haar dus niet om afgifte van alle bij de beslaglegging meegenomen documenten en alle bestanden op de meegenomen computers en gegevensdragers, maar alleen om de door de deurwaarder geselecteerde documenten en om de bestanden die zijn geselecteerd op basis van de opgegeven zoekwoorden, zoals vermeld in de in rechtsoverweging 1.12 aangehaalde mail van de deurwaarder d.d. 3 mei 2010. Ten aanzien van deze documenten en bestanden ligt de vraag voor of is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv.

11. Aan haar vordering tot afgifte heeft SGB ten grondslag gelegd dat Clefi en [appellant 2] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door haar op oneerlijke wijze concurrentie aan te doen. In dat verband heeft zij aangevoerd dat Clefi gebruik maakt van een naam, “Clefi (Insulation)”, die veel lijkt op die van SGB, “Cleton (Insulation)”, en die bovendien rechtstreeks van haar afkomstig is, dat Clefi inbreuk maakt op auteurs- en merkenrechten van SGB, dat Clefi en [appellant 2] misleidende informatie verstrekken over SGB aan relaties en afnemers en, met succes, veel personeelsleden van SGB hebben benaderd om bij haar, Clefi, in dienst te treden. Ook heeft SGB gewezen op de, volgens haar door Clefi en [appellant 2] geregisseerde handelwijze van [A] ten aanzien van het Pegasus IV project en op de activiteiten van [B]. Volgens SGB hebben Clefi en [appellant 2] daarnaast stelselmatig klanten van SGB benaderd, al dan niet met behulp of op basis van (van medewerkers van SGB afkomstige) bedrijfsinformatie van SGB.

12. Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat Clefi en [appellant 2] mogelijk onrechtmatig jegens SGB hebben gehandeld. Ten aanzien van het Pegasus IV project staat vast dat [appellant 2] nog tijdens het dienstverband van [A] bij SGB, samen met [A] een klant van SGB in verband met een offerte-aanvraag van die klant aan SGB heeft bezocht en dat Clefi vervolgens een offerte aan die klant heeft uitgebracht. Clefi en [appellant 2] lijken ten aanzien van het Pegasus IV project, welbewust, gebruik te hebben gemaakt van het handele[A]] welk handelen door de kantonrechter is gekwalificeerd als roekeloos en in strijd met goed werknemerschap. Het is voldoende aannemelijk dat het optreden van Clefi en [appellant 2] ten aanzien van het Pegasus IV project niet op zichzelf staat, maar past in een patroon, waarbij Clefi en [appellant 2], al dan niet via de naar Clefi overgestapte medewerkers van SGB (in sommige gevallen al voordat deze medewerkers bij Clefi in dienst zijn getreden), kunnen beschikken over tot het bedrijfsdebiet van SGB behorende informatie over afnemers en relaties van SGB. In dit verband verwijst het hof naar de e-mailaccount van [B] bij Clefi, naar de offertes van Tanko S.p.A. en VKK en naar het feit dat [B] na zijn overstap naar Clefi een deel van de administratie van SGB onder zich had en die administratie op het kantoor van Clefi bewaarde. [B] heeft voor deze laatste situatie weliswaar een niet bij voorbaat onredelijke verklaring gegeven, maar dat neemt niet weg dat ook deze situatie niet op zich staat en het beeld bevestigt dat Clefi en [appellant 2] wel “heel dicht op de cruciale bedrijfsinformatie van SGB zaten”. Wanneer Clefi en [appellant 2], zoals SGB stelt, konden beschikken over bedrijfsinformatie van SGB, meer in het bijzonder informatie over offerte (aanvragen) en zij die informatie hebben gebruikt in hun contacten met die klanten, hebben zij onzorgvuldig jegens SGB gehandeld.

13. Onder deze omstandigheden is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat SGB een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv heeft bij afgifte van die documenten en bestanden die licht kunnen werpen op de vraag over welke bedrijfsinformatie van SGB met betrekking tot offertes aan en aanvragen van klanten van SGB Clefi en [appellant 2] beschikken en, indien Clefi en [appellant 2] over die informatie kunnen beschikken, op welke wijze (via welke (ex) medewerker van SGB) Clefi en [appellant 2] die informatie hebben verkregen. Nu de reeds vaststaande feiten voldoende aanwijzingen bevatten voor de juistheid van de stelling van SGB dat Clefi en [appellant 2] over die informatie konden beschikken, en over bepaalde informatie daadwerkelijk hebben beschikt, door gebruik te maken van het handelen in strijd met goed werknemerschap van (ex) medewerkers van SGB, is geenszins denkbeeldig dat Clefi en [appellant 2] onzorgvuldig jegens SGB hebben gehandeld, zodat ook aan het vereiste van het bestaan van een rechtsbetrekking tussen partijen is voldaan.

14. Uit wat hiervoor is overwogen volgt echter niet, en zeker niet zonder meer, dat de vordering tot afgifte ook (volledig) toewijsbaar is. Daarvoor is, in elk geval, noodzakelijk dat de vordering betrekking heeft op bescheiden en bestanden die kunnen bijdragen aan het bewijs van de stelling van SGB dat Clefi en [appellant 2] onrechtmatig jegens haar gehandeld hebben. Alleen ten aanzien van die bescheiden en bestanden is sprake van een rechtmatig belang.

15. Ten aanzien van de in beslag genomen documenten ontbreekt een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop de deurwaarder de documenten heeft geselecteerd. Uit de processen-verbaal volgt dat de selectie heeft plaatsgevonden op basis van de omschrijving in het verlof tot beslaglegging. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat de deurwaarder alle documenten heeft geselecteerd die naar zijn oordeel“ op enigerlei wijze gerelateerd kunnen worden aan aanbiedingen, offertes en aanvragen verband houdende met SGB en haar gelieerde ondernemingen.” De gecursiveerde woorden wijzen er op dat de deurwaarder ook documenten heeft geselecteerd die (op enigerlei wijze) betrekking hebben op andere vennootschappen dan SGB. Zoals hiervoor is overwogen, is onvoldoende aannemelijk geworden dat SGB een rechtmatig belang heeft bij afgifte van die documenten. Bovendien zijn documenten geselecteerd die “op enigerlei wijze” betrekking hebben op offertes aan en aanvragen van klanten van SGB. Daardoor is niet gewaarborgd dat er een verband bestaat tussen deze informatie en het handelen van (ex) werknemers van SGB. Om deze redenen is ten aanzien van de in beslag genomen documenten onvoldoende aannemelijk geworden dat ten aanzien van deze documenten een rechtmatig belang bestaat.

16. Ten aanzien van de bestanden vordert SGB afgifte van de door de deurwaarder geselecteerde bestanden. Met de wijze van selectie, meer in het bijzonder de keuze van de zoekwoorden, is naar het oordeel van het hof in beginsel voldoende gewaarborgd dat alleen die bestanden zijn geselecteerd die van belang zijn voor het antwoord op de vraag of Clefi en [appellant 2], via (ex) medewerkers van SGB, de beschikking hadden over bedrijfsinformatie van SGB betreffende offertes aan en aanvragen van klanten van SGB. In beginsel, omdat wel vereist is dat de bestanden daadwerkelijk betrekking hebben op de eigen klanten van SGB. Wanneer Clefi en [appellant 2] klanten van een derde benaderd hebben, hebben zij daarmee in beginsel nog niet onzorgvuldig gehandeld jegens SGB. De deurwaarder heeft bij zijn selectie de namen van een aantal bedrijven als zoekwoord gebruikt. Bij gelegenheid van het pleidooi is gebleken dat de Duitse bedrijven klant zijn van een aan SGB gelieerde Duitse vennootschap. De contracten met deze klanten worden door de Duitse vennootschap en niet door SGB gesloten. SGB heeft om die reden niet aannemelijk gemaakt dat de klanten tot haar bedrijfsdebiet behoren, en niet tot dat van de Duitse vennootschap. Dat de jaarrekeningen van de Duitse vennootschap en van SGB geconsolideerd zijn en dat SGB, via haar Duitse zustervennootschap, werkzaamheden verricht voor deze klanten, maakt dat niet anders.

17. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat voor zover SGB afgifte vordert van bestanden betreffende offertes aan en aanvragen van Duitse bedrijven de vordering niet toewijsbaar is. Dat ligt in beginsel anders voor de bestanden die betrekking hebben op Nederlandse klanten. Uit de lijst met steekwoorden leidt het hof af dat het (hooguit) twee bedrijven betreft, te weten UGS en NUON. De bestanden betreffende die bedrijven bevinden zich op de door de medewerkers van DigiJuris vervaardigde harde schijven, waarop ook de bestanden betreffende de andere bedrijven zijn opgeslagen. Dat betekent, zoals bij gelegenheid van het pleidooi is gebleken, dat interventie door een deskundige nodig zal zijn om deze bestanden te scheiden van de bestanden betreffende de Duitse klanten. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de vraag of een (of meer) deskundige(n) moet(en) worden ingeschakeld en zo ja welke opdracht moet worden verstrekt. De vraag ligt dan ook voor of het hof een (of meer) deskundige(n) zal benoemen.

18. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij neemt het in aanmerking dat op grond van het bepaalde in artikel 843a lid 4 Rv afgifte ook bij het bestaan van een rechtmatig belang achterwege kan blijven indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Nu het gegevens betreft van niet meer dan twee klanten van SGB, is het voor SGB ook mogelijk om de door haar gewenste informatie te verkrijgen door medewerkers van UGS en NUON te doen horen in een (voorlopig) getuigenverhoor. Onder deze omstandigheden, waarin de vordering tot afgifte niet toewijsbaar is zonder dat een deskundigenonderzoek zal moeten worden verricht, is de vordering tot afgifte ook niet (gedeeltelijk) toewijsbaar voor wat betreft de in beslag genomen bestanden.

Slotsom

19. De grieven in het principaal appel slagen. Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen voor wat betreft de incidentele vordering ex artikel 843a Rv en de proceskostenveroordeling, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering tot afgifte alsnog afwijzen. Nu de vordering tot afgifte niet toewijsbaar is, faalt de grief in het incidenteel appel, die strekt tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de veroordeling tot afgifte, bij gebrek aan belang.

20. Het vonnis kan bekrachtigd worden voor wat betreft de afwijzing van de provisionele vorderingen.

21. Het hof zal SGB veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg (geliquideerd salaris van de advocaat: 3 punten, tarief II) en in appel inclusief het incident (geliquideerd salaris van de advocaat: 3 punten - het toepasselijk minimumaantal - in het principaal en 0,5 punt in het incidenteel appel, beide tarief II).

De beslissing:

Het gerechtshof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de beslissing op de provisionele vorderingen;

vernietigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de beslissing op de incidentele vordering ex artikel 843a Rv en de proceskostenveroordeling,

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

wijst de incidentele vorderingen van SGB af;

veroordeelt SGB in de proceskosten en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van Clefi en [appellant 2] gevallen, op

nihil aan verschotten en op € 1.356,-- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in eerste aanleg en

op € 387,89 aan verschotten en op € 3.129,-- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in hoger beroep;

verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.H. Kuiper en H. de Hek, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van

26 juni 2012 in het bijzijn van de griffier.