Home

Gerechtshof Leeuwarden, 21-02-2012, BV6723, BK 11/00001 Inkomstenbelasting

Gerechtshof Leeuwarden, 21-02-2012, BV6723, BK 11/00001 Inkomstenbelasting

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
21 februari 2012
Datum publicatie
23 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV6723
Zaaknummer
BK 11/00001 Inkomstenbelasting

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van de onder 2.3 genoemde kosten. Verder is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van een stelpost algemene kosten van € 600. Voorts is in geschil of de Inspecteur een onredelijk lange termijn in acht heeft genomen bij de behandeling van het bezwaarschrift en daardoor onzorgvuldig heeft gehandeld en of hij het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Sector belastingrecht

nummer 11/00001

uitspraakdatum: 21 februari 2012

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 7 december 2010, nummer AWB 09/2725 IB/PVV, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.372. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 99.

1.2 De Inspecteur heeft bij uitspraak op het bezwaarschrift de aanslag gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 7 december 2010 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien door partijen zijn gewisseld.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2011 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de echtgenoot en gemachtigde van belanghebbende A en B namens de Inspecteur.

1.7 De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende heeft in 2005 een groothandel in danssportbenodigdheden en leidt tevens een organisatie- en adviesbureau (hierna tezamen: de onderneming), gevestigd op haar huisadres. Daarnaast werkt belanghebbende in dienstbetrekking bij een derde.

2.2 Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV 2005 een verlies uit onderneming van € 3.075 en een loon uit dienstbetrekking van € 20.529 aangegeven. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 17.454.

2.3 De Inspecteur heeft op 22 februari 2008 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2004 tot en met 2006. In het controlerapport van 25 september 2008 brengt de Inspecteur voor het onderhavige jaar de volgende correcties aan:

- kosten werkruimte € 1.800

- kosten (installatie) carkit € 339

- kosten telefoon € 400

2.4 Naar aanleiding van dit boekenonderzoek heeft de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag het belastbare inkomen uit werk en woning met € 1.918 verhoogd tot

€ 19.372.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van de onder 2.3 genoemde kosten. Verder is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van een stelpost algemene kosten van € 600. Voorts is in geschil of de Inspecteur een onredelijk lange termijn in acht heeft genomen bij de behandeling van het bezwaarschrift en daardoor onzorgvuldig heeft gehandeld en of hij het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend.

3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

3.3 Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en vermindering van het belastbare inkomen uit werk en woning tot op € 17.453 en vernietiging van de beschikking heffingsrente.

3.4 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof gesteld dat zij haar grief tegen het niet juist oproepen voor de zitting in eerste aanleg enkel ter kennisneming van het Hof heeft genoemd, doch er geen consequenties aan verbindt. Het Hof zal daarom deze grief, wat daar verder ook van zij, onbesproken laten.

4.2 Ingevolge artikel 3.16, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) komen de kosten en lasten die verband houden met een werkruimte in de woning slechts in aftrek indien de werkruimte naar verkeersopvatting een zelfstandig gedeelte van de woning vormt.

4.3 Blijkens het naar aanleiding van het boekenonderzoek opgestelde rapport bestaat de werkruimte van belanghebbende uit een slaapkamer in de tot het privévermogen behorende woning, zonder eigen opgang en eigen faciliteiten. Gelet op de tekst van de wet alsook op de wetsgeschiedenis waarin expliciet is gesteld dat een slaapkamer fiscaal niet meer als werkruimte kan worden behandeld (MvT, Kamerstukken II 2002/03, 29026, nr. 3, blz. 4-6) heeft de Inspecteur de door belanghebbende geclaimde aftrek van € 1.800 terecht niet geaccepteerd, nu deze kamer geen zelfstandig gedeelte van de woning vormt.

4.4 Op grond van artikel 3.17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet zijn de kosten en lasten die verband houden met een tot het privé-vermogen van de belastingplichtige behorend vervoermiddel beperkt tot € 0,18 per kilometer.

4.5 Belanghebbende maakt voor zakelijke ritten gebruik van een tot het privé-vermogen behorende auto. Ter zitting heeft belanghebbende aangegeven dat de carkit in de auto is ingebouwd. Het in voormeld artikel genoemde forfaitaire normbedrag per kilometer omvat alle met de auto samenhangende kosten. Ook de kosten van (het inbouwen van) een carkit, vallen onder het forfaitaire normbedrag. Nu belanghebbende de door haar verreden zakelijke kilometers middels het forfaitaire normbedrag ten laste van haar winst heeft gebracht, bestaat er geen reden voor een afzonderlijke aftrek van de kosten van een carkit.

4.6 Belanghebbende heeft voor de aftrek van de kosten ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Belanghebbende verwijst daarbij naar de door haar geraadpleegde site van de Belastingdienst, waarop staat dat zakelijke kosten aftrekbaar zijn De Inspecteur heeft ter zitting een afdruk van de door belanghebbende bedoelde internetpagina overgelegd alsook een print van een, aan deze internetpagina gelinkte volgende internetpagina. Met name op de laatst bedoelde pagina staat vermeld dat de aftrek van de door belanghebbende opgevoerde kosten beperkt is. Nu de Belastingdienst op haar site naar het oordeel van het Hof op begrijpelijke wijze de voorwaarden verbonden aan en de beperkingen van de aftrek heeft vermeld, kan belanghebbende aan de door haar bedoelde informatie niet het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat de door haar opgevoerde kosten door de Inspecteur geaccepteerd zouden worden.

4.7 Belanghebbende heeft, in het kader van haar beroep op opgewekt vertrouwen, ter zitting ook verwezen naar een boek dat zij na het starten van de onderneming in 1998 van de Belastingdienst heeft ontvangen. Het Hof honoreert dit beroep evenmin. Het door belanghebbende bedoelde boek voor startende ondernemers stamt uit 1998 en ziet derhalve op wetgeving die in het onderhavige jaar niet meer geldt. Het Hof oordeelt dat belanghebbende kennis kon hebben van de invoering van de Wet in 2001, en zich ervan diende te vergewissen of veel eerder verkregen informatie nog geldig is. Nu de tekst van het handboek uit 1998 niet meer van toepassing is in 2005, kan belanghebbende reeds om die reden er voor het onderhavige jaar geen vertrouwen aan ontlenen.

4.8 Uit het voorgaande volgt dat de kosten van de werkruimte en de carkit terecht niet in aftrek zijn toegestaan. Nu de correctie van deze posten tezamen (€ 1.800 en € 339) reeds meer bedraagt dan de door de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2005 gemaakte correctie van € 1.918 behoeft de correctie van de telefoonkosten van € 400 geen behandeling meer.

4.9 Belanghebbende heeft in de loop van de procedure nog aangevoerd dat zij alsnog aanspraak maakt op aftrek van een stelpost algemene kosten van € 600. Zij stelt dat deze aftrek onder andere gebruikelijk is bij belastingadviseurs. De Inspecteur weerspreekt het bestaan van deze stelpost.

4.10 Op grond van de Wet dienen zakelijke kosten aannemelijk gemaakt te worden. Nu belanghebbende nalaat de door haar gestelde kosten aannemelijk te maken kan zij reeds daarom het bedrag van € 600 niet in aftrek brengen. Voor zover belanghebbende zich beroept op het gelijkheidsbeginsel, heeft zij niet aannemelijk gemaakt, dat de Inspecteur een dergelijk stelpost bij andere belastingplichtigen heeft geaccepteerd.

4.11 Belanghebbende heeft zich voorts beroepen op schending van het zorgvuldigheidsbeginsel terzake van de duur van de behandeling van het bezwaar en heeft zich in dat kader beklaagd over de in rekening gebrachte heffingsrente. De behandeling van het bezwaar heeft ongeveer 11 maanden geduurd. Op grond van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient een bestuursorgaan binnen zes weken te beslissen. Op grond van het vierde lid, onder a, van dat artikel is verder uitstel dan zes weken mogelijk indien de belanghebbende daarmee instemt. Gelet op de omstandigheid dat na het indienen van het bezwaarschrift tussen partijen een gesprek heeft plaatsgevonden waarna wederom tussen partijen is gecorrespondeerd en nadere gesprekken hebben plaatsgevonden, is het Hof van oordeel dat daarmee voldoende vaststaat dat belanghebbende heeft ingestemd met een verdere verdaging van de beslistermijn en dat derhalve sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, aanhef en onderdeel a van de Awb. Voorts is het Hof niet gebleken dat de Inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door eerst na ongeveer 11 maanden uitspraak op bezwaar te doen. De klachten van belanghebbende aangaande de opgelegde heffingsrente treffen dan ook geen doel.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Polak, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. P. van der Wal in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.

De beslissing is op 21 februari 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(H. de Jong) (E. Polak)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 februari 2012

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.