Home

Gerechtshof Leeuwarden, 12-04-2011, BQ2772, 200.075.353/01

Gerechtshof Leeuwarden, 12-04-2011, BQ2772, 200.075.353/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
12 april 2011
Datum publicatie
11 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2772
Zaaknummer
200.075.353/01

Inhoudsindicatie

Onderbewindstelling. Hof verleent alsnog machtiging om extra kosten ten aanzien van het beheer van het PGB bij de rechthebbende in rekening te brengen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 12 april 2011

Zaaknummer 200.075.353

HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Beschikking in de zaak van

de [de bewindvoerder].,

gevestigd te [woonplaats],

appellant,

hierna te noemen: de bewindvoerder,

advocaat mr. E.P. Groot, kantoorhoudende te [woonplaats].

Belanghebbende:

[ de rechthebbende],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: de rechthebbende,

advocaat mr. E.H. Jansen, kantoorhoudende te Groningen.

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 16 september 2010 heeft de rechtbank Assen geweigerd aan de bewindvoerder een machtiging te verlenen om de extra kosten ten aanzien van het beheer van het PGB van de rechthebbende bij de rechthebbende in rekening te mogen brengen.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 13 oktober 2010, heeft de bewindvoerder verzocht de beschikking van 16 september 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende alsnog voor de verzochte vergoeding machtiging te verlenen.

Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie op 1 december 2010, heeft de rechthebbende het verzoek bestreden en verzocht de bewindvoerder in het verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de beschikking van 16 september 2010 te bekrachtigen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.

Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de brief van

23 februari 2011 met bijlagen van mr. Groot.

Ter zitting van 9 maart 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn [de heer X en mevrouw Y] namens de bewindvoerder, bijgestaan door mr. Groot. De rechthebbende is eveneens verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.

De beoordeling

1. Bij beschikking van 25 mei 1993 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende. Daarbij is [het kantoor] benoemd tot bewindvoerder. De (naam van de) bewindvoerder is nadien gewijzigd in de huidige (naam).

2. De rechthebbende heeft aanspraak op een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Dit PGB is aangevraagd door de bewindvoerder en wordt ook door de bewindvoerder als budgethouder beheerd.

3. De bewindvoerder heeft de kantonrechter bij verzoekschrift - binnengekomen bij de rechtbank op 25 november 2009 - verzocht machtiging te verlenen tot het bij de rechthebbende in rekening mogen brengen van € 535,50 als extra kosten die verbonden zijn aan het beheer van het PGB, waarbij € 250,-- ten laste van het PGB en € 285,50 ten laste van het overige onder bewind gestelde vermogen.

4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kantonrechter deze machtiging geweigerd met de overweging dat de bewindvoerder een zeer beperkte taak heeft ten aanzien van het PGB en niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van werkzaamheden van zodanige omvang dat deze werkzaamheden niet meer onder het regelen van de gewone financiële huishouding vallen. Het gebruik van het PGB, waaronder het inkopen van zorg ten behoeve van de rechthebbende, het beoordelen en het ondertekenen van de zorgovereenkomst en de verantwoording van het PGB aan het Zorgkantoor of gemeente, is volgens de kantonrechter een activiteit waarbij een mentor of een ander daartoe aangewezen persoon de rechthebbende kan bijstaan. Deze werkzaamheden behoren - zo overweegt de kantonrechter - niet tot de reguliere beheerstaak van de bewindvoerder aangaande het vermogen of bestanddelen daarvan van de rechthebbende, zodat aan de bewindvoerder geen extra vergoeding zal worden toegekend. Het hoger beroep van de bewindvoerder richt zich tegen deze beslissing.

5. Mr. Groot heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het een machtiging over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 betreft. Het verzoekschrift is volgens mr. Groot niet pas op 25 november 2010 bij de rechtbank, sector kanton, binnengekomen zoals in de bestreden beschikking staat vermeld, maar op 25 november 2009.

6. Het hof is - anders dan de kantonrechter - van oordeel dat het beheren van het PGB van de rechthebbende wel tot één van de taken van de bewindvoerder behoort. Het bewind in de zin van artikel 1:431 BW wordt immers ingesteld over één of meer goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren. Het PGB betreft eveneens een vermogensbestanddeel van de rechthebbende waarvoor het bewind is uitgesproken. Indien het beheer van het PGB niet tot de taak van de bewindvoerder zou behoren, zou in de beschikking tot onderbewindstelling van de rechthebbende opgenomen zijn dat het bewind het vermogen van de rechthebbende betreft, uitgezonderd het vermogen van de rechthebbende uit het PGB. Het PGB is echter niet van het beheer van het vermogen van de rechthebbende uitgezonderd, waardoor in het onderhavige geval het beheren van het PGB van de rechthebbende tot de taak van de bewindvoerder behoort.

7. Eerder is door het hof - in een soortgelijke zaak - overwogen dat anders dan voor het aanvragen van een PGB, dat tot de gewone werkzaamheden van de intake van een bewindvoerder behoort welke werkzaamheden dus onder het vaste tarief voor de intake vallen, het beheren van het PGB behoort tot de werkzaamheden waarvoor de bewindvoerder een extra vergoeding kan ontvangen, voor zover de kosten van het beheer van het PGB niet ten laste van het PGB kunnen komen. De bewindvoerder kan derhalve voor de werkzaamheden voor het beheren van het PGB en de kosten daarvan een machtiging vragen tot het bij de rechthebbende in rekening mogen brengen van de kosten.

8. De rechthebbende stelt dat de bewindvoerder voorafgaand aan de te verrichten werkzaamheden machtiging had moeten verzoeken. De rechthebbende is van mening dat het voor rekening van de bewindvoerder dient te komen dat deze pas op 25 november 2009 om een machtiging heeft verzocht voor de kosten van ondersteunende diensten in 2009.

9. Het is naar het oordeel van het hof, mede gelet op de korte termijn waarbinnen de eerste financiële informatie aan het Zorgkantoor verstrekt dient te worden teneinde de toekenning van de PGB-gelden veilig te stellen, niet reëel om aan de bewindvoerder tegen te werpen dat niet voorafgaand aan alle te verrichten werkzaamheden machtiging is verzocht voor de kosten van ondersteunende diensten in 2009. Het hof acht het voor het op korte termijn veilig stellen van toekenning van de PGB-gelden en de werkzaamheden die daarmee gepaard gaan (zoals het ontvangen en verwerken van beschikkingen, het overleggen met de zorgverlener over de inkoop van de zorg en het opstellen c.q. controleren van de zorgovereenkomst) toelaatbaar achteraf een machtiging aan de kantonrechter te vragen. Echter, de bewindvoerder heeft de kantonrechter pas op 25 november 2009 om een machtiging verzocht. Het hof is van oordeel dat de bewindvoerder voor de werkzaamheden, die niet te maken hebben met het op korte termijn veilig stellen van toekenning van de PGB-gelden, onredelijk laat een machtiging heeft verzocht. Het feit dat de bewindvoerder, naar eigen zeggen, eerst de beschikking van het hof in een soortgelijke zaak heeft afgewacht, doet hieraan niet af. Het hof is van oordeel dat voor de werkzaamheden na 25 november 2009 wel tijdig een machtiging is verzocht.

10. De bewindvoerder heeft in hoger beroep een nota van 30 maart 2009 in het geding gebracht voor de kosten van ondersteunende diensten over 2009 ten behoeve van het beheren van het PGB van de rechthebbende voor een bedrag van € 535,50 (inclusief BTW). Daarnaast is een urenverantwoording overgelegd, waaruit blijkt dat de bewindvoerder 442 minuten (afgerond 7,5 uren) in rekening brengt tegen een uurtarief van € 60,-- exclusief BTW. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de bewindvoerder een nadere toelichting gegeven op de inhoud van de in de urenverantwoording genoemde werkzaamheden. Gebleken is dat de rechthebbende uit het PGB de zorg en ondersteuning van één zorgverlener dient te betalen, welke zorgverlener voor diens (loon)administratie geen gebruik maakt van stichting Servicecentrum PGB. De werkzaamheden die de bewindvoerder in rekening heeft gebracht, hebben onder meer betrekking op het maken van afspraken en het vastleggen van deze afspraken in het zorgcontract, het maandelijks controleren en betalen van de nota's van de zorgverlener, het contact met de zorgverlener, het afleggen van verantwoording aan het Zorgkantoor en het controleren van de door het Zorgkantoor opgestelde eindafrekening. Het hof is van oordeel dat de verrichte werkzaamheden nu voldoende door de bewindvoerder zijn gespecificeerd middels de door de bewindvoerder ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting op de urenverantwoording.

11. Gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 9 is overwogen, acht het hof het redelijk om de tijd die is aangewend om de toekenning van de PGB-gelden veilig te stellen (te weten: 80 minuten) mee te nemen en voor de overige werkzaamheden de helft (te weten: 181 minuten) mee te nemen. Uitgaande van het door de bewindvoerder gehanteerde uurtarief van € 60,-- komt dit neer op een bedrag van € 261,-- exclusief BTW (te weten: € 310,59 inclusief BTW), welke voor vergoeding in aanmerking zal komen.

12. Het hof zal gelet op het vorenstaande de bewindvoerder machtiging verlenen om voor de kosten van ondersteunende diensten in 2009 een bedrag van € 310,59 als beloning te declareren bij de rechthebbende. Nu de bewindvoerder heeft verklaard onder meer het vrijgelaten deel van de PGB-gelden van de rechthebbende van

€ 250,-- daarvoor te willen gebruiken, zal het hof daarvoor eveneens machtiging verlenen. De bewindvoerder zal dan nog een bedrag van € 60,59 ten laste van het overige vermogen van de rechthebbende mogen brengen.

13. De rechthebbende heeft in hoger beroep nog betoogd dat de bewindvoerder nagenoeg niet met hem communiceert en hij de bewindvoerder bovendien niet kan betalen. Het hof merkt op dat de uitvoering van het bewind in onderhavige zaak niet ter beoordeling aan het hof voorligt en de rechthebbende hiervoor een afzonderlijke procedure bij de kantonrechter aanhangig dient te maken.

Slotsom

14. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.

De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beschikking waarvan beroep;

en opnieuw beslissende:

verleent de bewindvoerder machtiging om voor de kosten van ondersteunende diensten over 2009 ten behoeve van het PGB-beheer van de rechthebbende een bedrag van € 310,59 in rekening te brengen bij de rechthebbende, waarvan een bedrag van € 250,-- ten laste van de PGB-gelden en het restant ten laste van het overige vermogen van de rechthebbende mag worden gebracht.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, R. Feunekes en

J. Hulsebosch, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 april 2011 in bijzijn van de griffier.