Home

Gerechtshof Leeuwarden, 04-08-2009, BJ4899, 107.001.608/01

Gerechtshof Leeuwarden, 04-08-2009, BJ4899, 107.001.608/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
4 augustus 2009
Datum publicatie
10 augustus 2009
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ4899
Zaaknummer
107.001.608/01

Inhoudsindicatie

Loonvordering over periode na 2 jaar arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

Arrest d.d. 4 augustus 2009

Zaaknummer 107.001.608/01

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellante],

wonende te [woonplaats],

appellante in het principaal en geïntimeerde in het (voorwaardelijk) incidenteel appel,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna te noemen: [appellante],

advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,

tegen

Fitnesscentrum Roden B.V.,

gevestigd te Roden,

geïntimeerde in het principaal en appellante in het (voorwaardelijk) incidenteel appel,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna te noemen: Fitnesscentrum,

advocaat: mr. J.B. Dijkema, kantoorhoudende te Leeuwarden.

De inhoud van het tussenarrest d.d. 24 maart 2009 wordt hier overgenomen, met dien verstande dat onder het kopje "het geding in eerste instantie" tussen de beide genoemde vonnissen van 12 juni 2006 en 27 november 2006 nog moet worden gelezen het vonnis van 18 september 2006.

Het verdere procesverloop

Partijen hebben schriftelijk te kennen gegeven dat een minnelijke regeling niet in het verschiet ligt en dat derhalve een comparitie van partijen weinig zinvol is. Daarnaast heeft de raadsman van [appellante] aangegeven dat de grondslag voor wat betreft de nog resterende loonvordering moet worden gevonden in het goed werkgeverschap. De comparitie heeft geen doorgang gevonden.

Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.

De verdere beoordeling

1. Anders dan [appellante] kennelijk meent, is het hof van oordeel dat het goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW onder de gegeven omstandigheden geen basis biedt voor het maken van een uitzondering op het bepaalde in artikel 7: 627 BW (geen arbeid, geen loon).

2. De grief in het principaal appel treft derhalve geen doel, zodat aan de behandeling van het voorwaardelijk ingesteld incidenteel appel niet wordt toegekomen.

De slotsom.

3. De vonnissen waarvan beroep dienen te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellante] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: 1 punt tarief II).

De beslissing

Het gerechtshof:

bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;

veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Fitnesscentrum tot aan deze uitspraak op € 251,-- aan verschotten en € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;

verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Zuidema en Kuiper, raden,

en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 4 augustus 2009 in bijzijn van de griffier.