Home

Gerechtshof Leeuwarden, 27-02-2004, AO9890, 0400002 en 0400003

Gerechtshof Leeuwarden, 27-02-2004, AO9890, 0400002 en 0400003

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
27 februari 2004
Datum publicatie
9 augustus 2006
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2004:AO9890
Zaaknummer
0400002 en 0400003

Inhoudsindicatie

Hof vernietigt beslissing van de rechtbank tot verlenging van de looptijd, nu de omstandigheid dat mogelijk te verwachten baten in de boedel zullen vloeien geen aanleiding vormt tot verlenging van de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Arrest d.d. 27 februari 2004

Rekestnummers 0400002 en 0400003

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest

in de zaak met rekestnummer 0400002 van

1. [appellant],

wonende te Beilen,

appellant,

hierna te noemen: [V],

toevoeging,

procureur mr W.J.H. Alderse Baas,

advocaat mr L.C. van der Veer,

en

in de zaak met rekestnummer 0400003 van

2. [appellante],

wonende te Beilen,

appellante,

hierna te noemen: [R],

toevoeging,

procureur mr W.J.H. Alderse Baas,

advocaat mr L.C. van der Veer

Het geding in eerste aanleg

Bij (afzonderlijke) vonnissen van 30 december 2003 heeft de rechtbank te Assen op het daartoe strekkende voorstel van de rechter-commissaris- bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [V] en [R] wordt voortgezet en dat de termijn, gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, wordt verlengd met één jaar te rekenen vanaf 19 december 2003, derhalve tot 19 december 2004.

Het geding in hoger beroep

Bij gezamenlijk beroepschrift, ingekomen ter griffie op 5 januari 2004, hebben [V] en [R] verzocht voornoemde vonnissen te vernietigen en opnieuw beslissende de schuldsaneringsregeling(en) alsnog te doen eindigen op 19 december 2003 althans alsnog te doen eindigen zo spoedig mogelijk nadien.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken waaronder een fax-bericht van 17 februari 2004 van de bewindvoerder met bijlagen.

Ter zitting van 19 februari 2004 is de zaak behandeld. De raadsman van [V] en [R] heeft de zaak toegelicht. [V], [R] en de bewindvoerder zijn gehoord.

De beoordeling

1. [V] en [R] zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.

2. Bij (afzonderlijke) vonnissen van 19 december 2000 is ten aanzien van [V] en [R] de (definitieve) toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) uitgesproken. Hierbij is mr Smid, advocaat te Assen, tot bewindvoerder benoemd.

3. Bij (afzonderlijke) vonnissen van 24 juli 2001 heeft de rechtbank te Assen het saneringsplan vastgesteld. Hierbij is de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) gesteld op drie jaar te rekenen vanaf 19 december 2000.

4. Op 16 december 2003 heeft de rechtbank te Assen met het oog op het verstrijken van de in het saneringsplan vastgestelde looptijd van de schuldsaneringsregeling(en), ingevolge artikel 352 lid 1 Fw de terechtzitting gehouden waarop de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) ten aanzien van [V] en [R] is behandeld.

5. Naar aanleiding van het eindverslag van de bewindvoerder van 12 december 2003 heeft de rechter-commissaris de rechtbank ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) gewezen op een tweetal nog lopende kwesties.

De eerste kwestie betreft de door [V], tijdens de duur van de schuldsaneringsregeling, zonder toestemming van de rechter-commissaris geïnitieerde procedure tegen de Rabobank in welke procedure [V] heeft gevorderd te verklaren voor recht dat de opzegging door de Rabobank van een aan (de onderneming van) [V] verstrekt (bedrijfs)krediet onrechtmatig is geweest. De rechter-commissaris heeft ten aanzien van deze kwestie geadviseerd de inmiddels in hoger beroep aanhangige procedure niet te betrekken in de beslissing over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling(en).

De tweede kwestie betreft de door de belastingdienst opgelegde aanslag inkomstenbelasting 2000 van 28 november 2003 waarbij ongemotiveerd is afgeweken van de door (de accountant van) [V] opgestelde en ingediende aangifte. Ten aanzien van deze aanslag heeft de rechter-commissaris voorgesteld dat [V] (tijdig) bezwaar zou moeten maken. Bij het achterwege blijven van het (tijdig) indienen van dit bezwaar, adviseert de rechter-commissaris de schuldsaneringsregeling(en) te beëindigen waarbij aan [V] en [R] de schone lei zou dienen te worden onthouden. Ingeval wel bezwaar wordt gemaakt, adviseert de rechter-commissaris de duur van de schuldsaneringsregeling(en) te verlengen met een periode van een jaar in afwachting van de beslissing van de inspecteur op het bezwaar.

6. De rechtbank heeft bij de beroepen vonnissen geoordeeld dat een beslissing op het inmiddels door [V] gemaakte bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2000 verstrekkende gevolgen kan hebben voor wat betreft de (eventuele) uitdeling aan de bekende en geverifieerde schuldeisers. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien de schuldsaneringsregeling(en) nog niet te beëindigen en de duur te verlengen met een jaar, derhalve tot 19 december 2004. De rechtbank heeft voorts overwogen dat deze beslissing meebrengt dat nog niet beoordeeld behoeft te worden de vraag of de procedure tussen [V] en de Rabobank betreffende de mogelijke onrechtmatigheid van de opzegging van het (bedrijfs)krediet door de Rabobank, aanleiding behoort te geven tot het einde van de schuldsaneringsregeling al dan niet met de zogenaamde schone lei.

7. [V] en [R] zijn tegen de verlenging van de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) in hoger beroep gekomen. [V] en [R] menen dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) ten aanzien van hen beiden dient te eindigen. Zij stellen in de eerste plaats dat de rechtbank met betrekking tot de gerechtelijke procedure tegen de Rabobank terecht heeft overwogen dat deze procedure geen aanleiding kan vormen de duur van de schuldsaneringsregeling te verlengen. [V] en [R] menen voorts dat het door [V] gemaakte bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2000 evenmin tot een dergelijke verlenging kan althans dient te leiden. Zij voeren hiertoe aan dat de beslissing op het bezwaar geen althans nauwelijks invloed zal hebben op de uitdeling aan de bekende en geverifieerde schuldeisers. De beslissing van de belastingdienst op het bezwaar zal, volgens [V] en [R], de boedel niet ten voordele van de crediteuren beïnvloeden en voorts zal die beslissing overigens zeer beperkte effecten hebben op de uitdeling aan de crediteuren. [V] en [R] wijzen er in dit verband op dat indien tengevolge van de bezwaarprocedure een bedrag ten behoeve van [V] beschikbaar zou komen, de belastingdienst dit bedrag zal verrekenen met haar -vele malen hogere- vordering die in de schuldsaneringsregeling valt.

8. De bewindvoerder heeft hiertegen aangevoerd dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist tot voortzetting van de schuldsaneringsregeling(en) ten aanzien van [V] en [R] en tot een verlenging van de duur daarvan met een jaar, tot 19 december 2004. De bewindvoerder meent dat zowel de gerechtelijke procedure tegen de Rabobank als de bezwaarprocedure bij de belastingdienst, mogelijk gevolgd door een beroepsprocedure tegen de belastingdienst, redelijkerwijs kunnen meebrengen dat er nog baten ten behoeve van de boedel zullen ontstaan. De bewindvoerder wijst er op dat wanneer bij (gedeeltelijke) toewijzing van het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2000 uitsluitend sprake zal zijn van een verlaging van die aanslag -en niet tevens van een teruggave- in ieder geval de hoogte van de vordering van de belastingdienst zal wijzigen waardoor de uitdeling aan de crediteuren zal wijzigen. Het einde van de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) met een schone lei acht de bewindvoerder daarom op dit moment niet juist.

9. Vast staat dat met het oog op het verstrijken van de in het saneringsplan vastgestelde looptijd van de schuldsaneringsregeling(en), de rechtbank te Assen op 16 december 2003 -ingevolge het bepaalde in artikel 352 lid 1 Fw- de terechtzitting heeft gehouden waarop de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) ten aanzien van [V] en [R] is behandeld.

10. Deze zitting dient, bezien in het licht van artikel 354 lid 1 Fw, in het bijzonder om de rechter te laten toetsen of de schuldenaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen toerekenbaar is tekortgeschoten.

11. Gelet op de stukken van het geding is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat [V] en [R] zijn tekortgeschoten in de nakoming van een of meerdere uit de schuldsaneringsregeling(en) voortvloeiende verplichtingen. In het bijzonder is van een dergelijke tekortkoming niet gebleken voor wat betreft het handelen van [V] ten aanzien van (de wijze en/of het tijdstip van) het entameren van een procedure tegen de Rabobank en de (bezwaar)procedure bij de belastingdienst betreffende de aanslag inkomstenbelasting 2000.

12. Gelet op het vorenstaande is het hof dan ook van oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) dient te worden beëindigd waarbij aan [V] en [R] de zogeheten “schone lei” als bedoeld in artikel 358 Fw niet dient te worden onthouden.

13. De omstandigheid dat beide eerdergenoemde kwesties -de gerechtelijke procedure tussen [V] en de Rabobank en de bezwaarprocedure van [V] bij de belastingdienst- nog niet (definitief) beslist zijn, maakt vorenstaand oordeel van het hof niet anders. Het hof ziet in deze procedures en de omstandigheid dat uit deze procedures mogelijk nog baten zullen voortvloeien, geen aanleiding tot verlenging van de duur van de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en). Indien dergelijke baten nakomen, dient de bewindvoerder, op bevel van de rechtbank, tot vereffening en verdeling daarvan over te gaan op de grondslag van de vroegere uitdelingslijsten een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 357 Fw.

14. Het hof overweegt voorts dat artikel 356 lid 1 Fw bepaalt dat de bewindvoerder, zodra de onderhavige uitspraak in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, onverwijld dient over te gaan tot het opmaken van een slotuitdelingslijst. Zodra deze slotuitdelingslijst verbindend is geworden, is -ingevolge het bepaalde in artikel 356 lid 2 Fw- de toepassing van de schuldsaneringsregeling(en) van rechtswege beëindigd.

De slotsom

15. Het vorenstaande brengt mee dat de vonnissen waarvan beroep dienen te worden vernietigd. Het hof zal opnieuw beslissen als na te melden.

De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beroepen vonnissen van 30 december 2003 van de rechtbank te Assen:

en opnieuw rechtdoende:

stelt vast dat [V] en [R] niet zijn tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregelingen voortvloeiende verplichtingen;

verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregelingen van rechtswege zullen zijn beëindigd zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden;

verstaat dat door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregelingen de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregelingen werken, voorzover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn.

Aldus gewezen door mrs Wachter, voorzitter, Bloem en Postma, raden, en uitgesproken door mr Boon, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Haagsma als griffier ter bijzondere openbare terechtzitting van dit hof van vrijdag 27 februari 2004.